Anholt

Anholt is een klein stadje (stadsrechten in 1349) dat nu gelegen is in Duitsland maar vroeger een heerlijkheid was in het graafschap Zutphen. Anholt behoorde aan de heren van Bronckhorst die het in 1406 in bezit kregen door middel van vererving via het geslacht van Zuylen. In 1512 werd Anholt belegerd en ingenomen door Karel van Gelre na een ruzie tussen hem en Jacob van Bronckhorst (1473-1516). De opvolger van Jacob, Gijsbert III van Bronckhorst (1516-1526) kreeg wel Batenburg terug van Karel van Gelre maar niet de heerlijkheid Anholt. Dirk II van Bronckhorst (1525-1581) was degene die Anholt weer terug kreeg na begenadiging door Karel van Gelre in 1536. Deze Dirk werd in 1581 nog op hoge leeftijd tot rebel verklaard door de Staten van Gelderland omdat hij rond 1580 weigerde op de landdag van Gelderland te verschijnen. Hij verklaarde verder de koning van Spanje trouw te willen blijven en vond dat hij niets te maken had met de Staten van Gelderland. Enkele van zijn goederen bij Nijmegen werden daarop in beslag genomen. Ook van zijn opvolger Jacob II (1581-1585) werden goederen in Gelderland geconfisqueerd. Ten slotte kwam Anholt in het bezit van Dirk III van Bronckhorst (1585-1637). Hij stierf in 1637 zonder mannelijke opvolgers achter te laten waardoor Anholt in het bezit kwam van de vorsten van Salm (Leopold Philip-Carl van Salm, 1637-1663).

Voor Anholt zijn net als in zoveel andere niet officiële munthuizen imitaties geslagen van munttypen welke in de Hollandse en Gelderse munthuizen werden geslagen. Voor deze aanmuntingen is nooit officieel toestemming verleend. In 1570 werd er pas aan Dirk II van Bronckhorst een keer toestemming verleend tot aanmunting door keizer Maximiliaan II van Duitsland. In 1622 werd deze toestemming herhaald door keizer Frederik II voor de muntslag van Dirk III en zijn broer Johan-Jacob van Bronckhorst. De muntslag voor Anholt was in de 17e eeuw voornamelijk gericht op het Duitse Rijk. Ook zijn in de regeringsperiode van Dirk III (1585-1637) duiten geslagen. Deze zijn geheel in de stijl van de duiten van Batenburg en dateren globaal uit dezelfde periode (1619-1621). Mogelijk zijn de stempels door dezelfde (Duitse?) stempelsnijder gemaakt. De duiten van Anholt zijn overwegend slechter van gewicht dan die van Batenburg. De nationale collectie (nu in beheer bij de Nederlandsche bank) bevat bijvoorbeeld exemplaren van respectievelijk 0,879, 0,948, 1,664, 1,801 en 2,069 gram.

Munthuis en muntmeester:

Op de probationstag te Keulen, in het voorjaar van 1619, werd de vrijheer van Batenburg toestemming verleend om in de Kleefse muntstad Emmerich munten te laten slaan voor zijn dichtbij gelegen heerlijkheid Anholt1. In de herfst van 1619 werd speciaal voor deze muntslag een waardijn aangesteld, ene Herman von Goch. De muntmeester te Emmerich op dat moment was Anton Hoyer.

Het wapen van Anholt

Het wapen van de heerlijkheid Anholt (links) bestaat uit een zuiltje afkomstig van het geslacht van Zuylen. Ondanks dat Anholt in het bezit kwam van diverse andere families bleef het zuiltje het wapen van de stad. Het tegenwoordige wapen heeft twee zuiltjes onder elkaar geplaatst.

De schuinbalk is het wapen van de bannerheren van Baer. Deze combinatie van wapens komt voor op de zilveren munten van Anholt. Op de koperen duiten komt alleen het wapen van Bronckhorst voor (rechts), een klauwende leeuw naar links in zilver op een rood veld met gouden kroontje op de kop.


ANH.6: (koper) duit.
(V.210.4 - Roest 26 - PW 1101)

VOORZIJDE:
Een tulpkrans met daarin de tekst CI VITAS ANH in drie regels (of variant). Dit is voluit: civitas Anholt, en betekent: stad Anholt. De tulpkrans heeft links, rechts, boven en onder een rozet in de vorm van een zes- of zevenpuntige ster.

KEERZIJDE:
Gekroond wapen met klauwende leeuw naar links. Het wapen wordt omgeven door een gedeeltelijke tulpkrans met net als op de voorzijde stervormige rozetten.
 

Muntmeester: Anton Hoyer(?)

  
     ZJ R3


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:


VZ: A: CI / VITAS / ANH
    B: CI / VITAS / ANHO / L T
    C: ·CI· / VITAS / ANH / ·

 

Info:

Variant A (ZJ), particuliere collectie.
Variant B (ZJ), afbeelding de Beeldenaar 2001-4 blz.178.
Variant C (ZJ), particuliere collectie.

ZJ KPK TMH DNB

Voorschrift: onbekend.

De duiten zijn waarschijnlijk geslagen gedurende de periode 1619-1621. Dit type lijkt meer voor te komen dan het volgende type met de tekst CVS / ANH. Een uitzondering hier op is de tekstvariant CI / VITAS / ANHO / LT (tekst in 4 regels). Deze variant is pas sinds 2000 bekend geworden door een vondst van een dergelijk exemplaar te Sluis (Zeeland). Van tekstvariant A zijn exemplaren bekend met wat grotere letters, zie hier een voorbeeld. Bij de mij bekende en hier afgebeelde tekstvariant C is de V in VITAS gemaakt als verbetering over een omgekeerde letter V. Er is een exemplaar bekend waarbij het sterk lijkt of er ANN  op staat in plaats van ANH, zie hier een afbeelding.



ANH.7: (koper) duit.
(V.210.5 - Roest 27 - PW 1102)

VOORZIJDE:
Een tulpkrans met daarin de tekst CVS ANH in twee regels. Dit is voluit: cusa Anholt, en betekent: geslagen te Anholt.

KEERZIJDE:
Gekroond wapen met klauwende leeuw naar links of rechts. Het wapen is nu van een ander model en heeft aan de zij- en onderkant een versiering en wordt omgeven door een gedeeltelijke tulpkrans.
 

Muntmeester: Anton Hoyer(?)

  
     ZJ R3


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:


VZ: A: .o. / CVS / ANH / .o.
   
B: o*o / CVS / ANH / o*o
    C: .*. / CVS / ANH / .*.


  
  1: Zonder binnen cirkel.
  
 2: Met binnen cirkel (binnen de tulpkrans).


KZ: I :
De leeuw in het wapenschild naar links.
  
  II: De leeuw in het wapenschild naar rechts.


Info:


Variant A1II (ZJ), particuliere collectie.
Variant B1I (ZJ), afbeelding encyclopedie van munten en bankbiljetten blz. A50.
Variant B2I (ZJ), particuliere collectie.
Variant C1I (ZJ), particuliere collectie.
Variant C1II (ZJ), particuliere collectie.

ZJ KPK TMH(2)

Voorschrift: onbekend.

De duiten zijn waarschijnlijk geslagen gedurende de periode 1619-1621.

 

Noten

1: Zie blz.19/20 in "Die Rheinischen Prägungen der Possidierenden Fürsten" door Alfred Noss,
   verschenen in mitteilungen der Bayerischen numismatischen gesellschaft nummer XXXIV jaargang 1916.
   Met dank aan Uwe voor het toesturen van dit interessante werkje.