Gorinchem
Gorinchem (ook wel Gorcum genoemd) ligt tegenwoordig in de provincie Zuid-Holland maar lag in de tijd van de republiek in het toen nog grote gebied Holland. In de middeleeuwen was Gorinchem de hoofdstad van de heerlijkheid Arkel. Johan, de 8e heer van Arkel, liet ca. 1230 een kasteel bouwen waar gedurende de middeleeuwen munten werden geslagen door de heren van Arkel. In 1583 verleende de magistraat (stadsbestuur) van Gorinchem
"territorium" aan de Groninger Ommelanden en aan Don Antonio, de verdreven koning van Portugal en zwager van Willem van Oranje. Later werd er ook nog "territorium" verleend aan Karel van Croy, prins van Chimay en zijn vrouw Maria van Brimeu, gravin van Megen. Zij mochten binnen de stad een munthuis openen waarvan ook de stad zelf dankbaar gebruik maakte door er allerlei soorten munten na te maken. Het stadsbestuur zag mogelijk het oude "muntrecht" uit de middeleeuwen van de heren van Arkel als een middel om de munt mee goed te praten in het geval van klachten en/of opmerkingen.De munt van de Groninger Ommelanden zou echter al spoedig weer gesloten worden. Uit vrees voor de Spanjaarden hadden zij hun munthuis te Appingedam gesloten en de stad werd weldra door de Spanjaarden bezet. Hun muntmeester, Hendrik Velthuysen, was daarop in 1583 naar Gorinchem gegaan om er in dienst te treden van Don Antonio, de verdreven koning van Portugal. In 1584 lukte het hem om de Ommelanden over te halen hun munthuis binnen Gorinchem te heropenen. Deze Ommelander munt werd in 1585 echter door afgevaardigden uit de Ommelanden gesloten vanwege de vele klachten over de kwaliteit van de munten. Zij weken hierna uit naar Culemborg waar echter ook maar zeer kort is gemunt.
In de stad zijn buiten munten voor anderen ook zeer veel
imitaties geslagen van munten waaronder veel gouden nobels. Deze nobels zijn
regelrechte vervalsingen die vaak alleen maar uit een koperen kern met een dun
laagje goud bestaan. Door de stad is vrij laat nog een koperen duit geslagen
geheel naar het voorbeeld van de Hollandse duiten alleen met de naam van
Gorinchem op de voorzijde.
MUNTMEESTERS TE
GORINCHEM: |
VAN - TOT: |
Voor de Groninger Ommelanden: | |
Hendrik van Velthuysen Anna van Wissel (weduwe van Hendrik van Velthuysen) Adriaen van Meerlandt |
1584 1584 - 1585 1585 |
Voor Karel en Maria van Megen: | |
Johan van Everdingen |
1584
- 1587 |
Voor Don Antonio: |
|
Hendrik van Anna van Wissel (weduwe van Hendrik van Velthuysen) Adriaen van Meerlandt Adriaen van Nuelandt |
1583
- 1584 1584 1585 1585 - 1586 |
Voor Gorinchem zelf: |
|
Hendrik van Velthuysen Anna van Wissel (weduwe van Hendrik van Velthuysen) Adriaen van Meerlandt met Hendrik Hanssen Hendrik Hanssen Willem Wilemszn. Jan Gijsbertsz. |
1583
- 1584 1584 - 1585 1585 1585 - 1586 - 1586 - |
De munt van Gorinchem is vanaf het begin van zijn opening een
doorn in het oog van de Staten van Holland geweest. Op allerlei manieren werd
geprobeerd om de stad het munthuis te laten sluiten. De magistraat trok zich
echter nergens wat van aan en nam haar muntmeesters in bescherming tegen de
Staten van Holland en de Staten-Generaal. Op deze wijze wisten zij de sluiting
van het munthuis te rekken tot begin 1591. De magistraat ziet zich dan
uiteindelijk genoodzaakt het munthuis te sluiten omdat de doodstraf in het
vooruitzicht wordt gesteld voor hagemunterij en ook het in bezit hebben van vals
geld wordt strafbaar gesteld.
Wapen gebruikt door Gorinchem
De stad heeft op sommige munten in het klein het wapen afgebeeld van de heren van Arkel. Het wapen van Arkel bestaat uit 2 horizontale lijnen welke om en om kantelen hebben. Op de vervalste gouden rozenobels is dit wapen weggewerkt in de achtersteven van het schip op de voorzijde. Op de koperen duit die door Gorinchem is geslagen is het wapenschildje in het hek van de tuin verwerkt.
Op de duit wordt ook kwistig omgesprongen met de rozet, het muntteken van de stad Dordrecht. De gehele uitvoering van de duit is trouwens een regelrechte kopie van de echte Hollandse duiten net als dat de rest van de munten die Gorinchem geslagen heeft allemaal kopieën zijn van populaire munten van elders.
GOR.1: duit.
(V.58.3 - PW 2101)TEKST: AVX. NOS. IN. NOM. DOM (rozet) (of variant). Dit is voluit: auxiliare nos in nomine Domini, en betekent: helpt ons in de naam des Heeren.
Jan Gijsbertsz., muntteken ‚
(rozet).
ZJ R2
(Ca. 1590-1591)
Voorkomende voor- en keerzijdevarianten:
Info:
Variant Aa (ZJ), afbeelding VCLS 23 nr.336.
ZJ KPK
ZJ (zilver) PW 2101.1
Wettelijk voorschrift: geen, voor deze aanmunting is consent gegeven door de magistraat van de stad Gorinchem.
In het jaaroverzicht 1987 staat op blz.90 een exemplaar
afgebeeld welke in tekening en tekst zeer slordig aandoend uiterlijk. Mogelijk
betreft het hier een vervalsing (uit de tijd). In een akte van 15 April 1591,
opgemaakt door notaris J.G. van Herwaerden te Utrecht, is een verklaring
opgetekend van ene Gerrit Anthonisz. van Puffliedt, "coperslaeger t' Uytrecht,
oudt 51 jaren". Hij verklaarde dat hij in 1585 aan muntmeester Adriaan van
Meerlandt te Gorinchem rood koper heeft geleverd om legpenningen van te maken
tegen acht en halve stuiver per pond. In 1588 nog een partij om legpenningen van
te maken tegen zeven stuivers het pond en in 1590 rood koper om duiten van te
maken tegen acht stuivers het pond. Ook heeft hij in dat jaar koper geleverd aan
de munt van Culemborg1. Er zijn van deze munt 5 stempels bewaard
gebleven van de bloemkrans zijde (in museum Gorinchem) en 1 stempel van de zijde
met de vrouw in tuin (dit is een onderstempel en in bezit van het geldmuseum).
Noten: