Het hertogdom Kleef

De stad Kleef (in Duitsland) behoorde in de middeleeuwen tot het graafschap Kleef, gelegen in het Duitse rijk. Stamvader van de graven van Kleef was Rutger. Zijn nakomelingen worden sedert de 11de eeuw als graven van Kleef vermeld. In 1368 werd Kleef met het graafschap Mark verenigd en in 1417 werd het tot hertogdom verheven. De geschiedenis van de Kleefse graven en hertogen is, mede door familierelaties, nauw verbonden met de historie van de graven en hertogen van Gelre.

In 1423 werd Berg met Gulik verenigd. Gulik dat sinds 1356 reeds een hertogdom was, is in de middeleeuwen nauw verbonden geweest met Gelderland. Twee hertogen van Gulik zijn namelijk ook hertog van Gelderland geweest (Willem van Gulik 1371-1402 en Reinald van Gulik 1402-1423). In 1511 kwamen Gulik en Berg via huwelijk in het bezit van Maria, de vrouw van Johan van Kleef. Berg (niet te verwarren met het Nederlandse gebied van ‘s-Heerenberg) was een graafschap gelegen aan de rechteroever van de Rijn. In 1380 werd dit gebied van graafschap naar hertogdom verheven. Als Johan van Kleef in 1521 hertog van Kleef wordt, verenigd hij de hertogdommen Berg en Gulik met het hertogdom Kleef. Zijn opvolger, Willem V van Kleef (1539-1592), is van 1539-1543 zowel hertog van Kleef als hertog van Gelderland geweest. In Kleef was hij Willem V en in Gelderland Willem II. In 1543 moest hij Gelre echter aan Karel V afstaan. Huissen, de Lijmers, Wehl en Emmerich bleven in Kleefs bezit, evenals Ravenstein, aan de Maas.

Als de laatste hertog van Kleef in 1609 sterft (Johann Wilhelm van Kleef 1592-1609), is er geen mannelijke opvolger. De mannen die de meeste kans maakten om zijn opvolger te worden waren toen Johann Sigismund, keurvorst van Brandenburg en Wolfgang Wilhelm Paltz, graaf van Neuburg. Op 10 juni 1609 sluiten zij in Dortmund een verdrag waarin geregeld wordt dat zij de gebieden van Kleef gezamenlijk zullen besturen. Zij noemen zich "de possidiernde fürsten" (principes possidentes). Deze overeenkomst is echter van korte duur want een steeds op de achtergrond broeiende geloofsstrijd tussen de twee vorsten komt in 1614 tot een uitbarsting. Besloten werd toen om de erfenis in tweeën te delen. Brandenburg krijgt Kleef, Mark, Ravensberg en Ravenstein. Neuburg krijgt Gulik en Berg. Ondanks de onderlinge strijd en de deling blijven zij de gebieden nog tot 1624 samen besturen. In dat jaar wordt de scheiding definitief en wordt in Düsseldorf de scheiding officieel getekend. De graaf van Neuburg krijgt nu ook Ravenstein erbij.

Tot 1701 is het gebied Kleef in handen geweest van de hertogen van Brandenburg, daarna is het gebied samen met Brandenburg opgegaan in het koninkrijk Pruisen. In 1795 kwam Kleef ten westen van de Rijn onder Frans bestuur. In 1815 werd het Pruisisch bestuur hersteld. In 1947 werd Kleef onderdeel van Nordrhein-Westfalen.

De graven en later hertogen van Kleef hebben gedurende de gehele middeleeuwen gemunt. Eind 13e, begin 14e eeuw zijn er o.a. veel imitaties geslagen van de kopjes van Holland. Engelbert van Kleef, een jongere broer van hertog Johann van Kleef, is van 1481-1483 tegenbisschop van Utrecht geweest. Tijdens zijn tegenbisschoppelijke macht zijn er zilveren witpenningen en gouden Sint-Martinusguldens geslagen op naam van de stad Utrecht. Deze munten zijn mogelijk geslagen in een munthuis van het hertogdom Kleef.

Wapen van Kleef

Het wapen van het hertogdom Kleef is een karbonkel (1). In het woordenboek betekent karbonkel: hoogrode robijn, rode puist en grote meloen. Waarschijnlijk zal wel het eerste van toepassing zijn op het wapen van Kleef.

Het wapen van de stad Kleef (2) zijn 3 klaverblaadjes met in het centrum een schildje.

Vorsten van het gebied Kleef

Kleef hertogdom:

Johann III van Kleef 1521-1539
Wilhelm V van Kleef 1539-1592
Johann Wilhelm van Kleef 1592-1609.


Kleef onder de possiderende vorsten:

Possiderende vorsten, hertogen van Gulik, Kleef en Berg:
Ernst von Brandenburg en Wolfgang Wilhelm von Pfalz-Neuburg 1609-1624.


Kleef onder de hertogen van Brandenburg:

Georg Wilhelm von Brandenburg, hertog van Kleef 1624-1640.
Friedrich Wilhelm von Brandenburg, hertog van Kleef 1640-1688.
Friedrich II von Brandenburg, hertog van Kleef 1688-1701.


Kleef in het koninkrijk Pruisen:

Friedrich II 1740-1786.
Friedrich Wilhelm II 1786-1797.
Friedrich Wilhelm III 1797-1840.

Wapenschild gebruikt door Johann Wilhelm en de 'possidiernde Fürsten'

Wapenschild met zes kwartieren waarin de wapens van Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravensberg en Ravenstein.

1=Kleef (karbonkel).
2=Gulik (leeuw naar links).
3=Berg (leeuw naar links, soms met kroontje op).
4=Mark (veld met blokjes).
5=Ravensberg (drie chevrons).
6=Ravenstein (egaal veld (faas)).



Officieren op de munt van Kleef

MUNTMEESTERS (te Kleef): VAN - TOT:
Adolf van Haessell
Nicolaes Nyber?
Adolf van Haessell 
Jaspar Vlemminck
Hans Vlemminck
Küster

1493 - 1511
1511 - 1515
1515 - 1529?
1568 - 1575
1575 -
1753?

MUNTMEESTERS (te Emmerich):
Conrad Hoyer
Anton Hoyer (zoon)
Conrad Hoyer (zoon van Anton?)
1603 - 1615
1615 -

STEMPELSNIJDERS:
Arndt de Greeve 
Jakob Lamberts 
Heinrich Attendahr adjunct?
Johann Lamberts 
Peter Schlebusch

1567 - 1585
1585 - 1602

1602 - 1608
1608 -

WAARDIJNS:
Peter Venboet 
Johan de Greeve 
Heinrich Rath 
Heinrich Rath Jr. 
Arnold Rath 
Johann van Wannere
1511 -
1530 - 1541
1568 - 1585
1585 - 1603
1603 - 1617
1618 -

Muntmeester Conrad Hoyer kwam op 6 oktober in dienst als muntmeester van Kleef, in maart 1615 is hij overleden. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Anton die eigenmachtig door paltsgraaf Wolfgang Wilhelm werd aangesteld zonder overleg. Anton Hoyer durfde echter niet te beginnen met munten voordat hij zijn officiële aanstelling had gekregen op de probationstag, dit gebeurde in mei 1616. Hij heeft gemunt tot ca. 1621, daarna is het stil rond de Kleefse munt tot in 1649 weer een Kleefse muntbus wordt genoemd en een muntmeester met de naam Konrad Hoyer. Mogelijk een zoon van Anton Hoyer. Op de Kleefse munt treffen we meerdere personen aan die ook werkzaam zijn geweest in de Nederlanden. Het Kleefse lag vlak over de grens dus is het niet zo verwonderlijk dat hier bekende namen opduiken. Waardijn Peter Venboet is mogelijk dezelfde persoon als stempelsnijder Pieter Venboit die ca. 1474 op de Gelderse munt vermeld wordt. Hij wordt ook vermeld als mogelijke muntmeester te Nijmegen van 1477-1489. Muntmeester Nicolaes Nyber wordt ook vermeld te Zutphen van 1478-1480. Waardijn Arnold Rath is ook waardijn voor de munt te Huissen van Hendrik Wijntgens 1611-1613. Jaspar en Hans Vlemminck stammen uit een bekend muntmeesters geslacht, Jaspar is o.a. ook muntmeester te Nijmegen geweest van 1538-1558. Het monogram met de letters CH dat op de vroeg 17e eeuwse koperen munten van Kleef voorkomt is samengesteld uit de letters C en H van muntmeester Conrad Hoyer. De vroege muntmeester Adolf van Haessell werd soms ook Kock genoemd naar het beroep van vader. Deze was namelijk kok in dienst van de hertog van Kleef. Muntmeester Adolf blijkt problemen te hebben gehad met de hertog van Kleef want hem werd een periode in de jaren 1508/1509 verboden te munten. Op 6 februari 1509 werd dit verbod ingetrokken. Adolf werd nog genoemd als muntmeester in 15291


KLE.1: twee heller.
(Noss 301/305/317)

VOORZIJDE:
Een tulpkrans met 2 rozetten, daarin twee romeinse cijfers 1 gescheiden door een punt.

TEKST: (Monogram) NVMMVS . CLIVENSIS (of variant). Dit betekent: munt van Kleef.

KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met 6 kwartieren, in de kwartieren de wapens van Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravensberg en Ravenstein. Naast het wapen 2 cijfers van het jaartal.

TEKST: .IO:WILH. D:G. D. CLIVIÆ (of variant). Dit is voluit: Johann Wilhelm Dei gratia ducatus Cliviae, en betekent: Johann Wilhelm, bij Gods gratie hertog van Kleef.

Conrad Hoyer, mmt: monogram CH.

     ZJ  R
    1604 R (6 en 4 naast wapen)
    1605 R (6 en 5 naast wapen)



Voorkomende voor- en keerzijde varianten:


VZ: A: (Monogram) NVMMVS. CLIVENSIS
    B: (Monogram) NVMMVS* CLIVENSIS
    C: (Monogram) NVMMVS: CLIVENSIS:

    1: Tulpkrans 1 (tulpen lopen van boven naar onder).
    2: Tulpkrans 2 (tulpen lopen van onder naar boven).
1 2

KZ: a: IO. WILH. D G: CLIVIÆ
    b: .IO: WILH. D: G. D. CLIVIÆ.
    
c: IO: WIL’H. D. G. D’ CLIVIE
    d: IO. WILH. D. G. D: CLIVIE.
    e: IO. WILH. D G. D. CLIVIE
    f: IO. WILH. D G. D. CLIVEN
    g: IO. WILH. D.G. D: CLIVEN



Info:


Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

De diameter van deze muntjes is 17 tot 18,5 mm. Het gewicht kan variëren van 0,620 tot 1,275 gram. Te kleef gingen 56 stubers in een thaler, de stuber was onderverdeeld in 21 heller
2. Een thaler bestond dus uit 1176 heller, dit muntje was dus 1/588 thaler.


KLE.2: drie heller.
(Noss 304/307/325 - dM.2 - Schön 5)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met 4 rozetten, daarin drie romeinse cijfers 1 (III).

TEKST: (Monogram) NVMMVS . CLIVENSIS (of variant). Dit betekent: munt van Kleef.

KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met 6 kwartieren, in de kwartieren de wapens van Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravensberg en Ravenstein. Naast het wapen 2 cijfers van het jaartal.

TEKST: IO. WILH D:G. DVX. CLIVEN (of variant). Dit is voluit: Johann Wilhelm Dei gratia ducatus Clivensis, en betekent: Johann Wilhelm, bij Gods gratie hertog van Kleef.

Conrad Hoyer, mmt: monogram CH.

    1605 R (6 en 5 naast wapen)
    1606 R (6 en 6 naast wapen)
    1609 R (6 en 9 naast wapen)



Voorkomende voor- en keerzijde varianten:


VZ: A: .NVMMVS. CLIVENSIS.
    B: (Monogram) NVMMVS. CLIVENSIS.
    C: (Monogram) NVMMVS. CLIVENSIS
    D: (Monogram) NVMMVS* CLIVENSIS


KZ: a: .IO: WILH. D. G. DVX. CLIVIÆ.
    
b: IO. WILH D: G. DVX. CLIVEN
    c: .IO: WILH D: G. DVX. CLIVEN.
    
d: IO. WILH. D. G. DVX. CLIVIE



Info:


Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

De diameter van deze muntjes is 20 tot 22 mm. Het gewicht kan variëren van 1,330 tot 1,750 gram. Te kleef gingen 56 stubers in een thaler, de stuber was onderverdeeld in 21 heller2. Een thaler bestond dus uit 1176 heller, dit muntje was dus 1/392 thaler.



KLE.3: drie heller.
(Noss 308/309 - Schön 2)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst DV. CLI. VIAE. (of variant) in drie regels.

KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met 6 kwartieren, in de kwartieren de wapens van Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravensberg en Ravenstein. Naast het wapen 2 cijfers van het jaartal.

TEKST: IO. WILH. D:G. DVX. CLIVEN (of variant). Dit is voluit: Johann Wilhelm Dei gratia ducatus Clivensis, en betekent: Johann Wilhelm, bij Gods gratie hertog van Kleef.

Conrad Hoyer, mmt: monogram CH.

    1606 N (6 en 6 naast wapen)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: DV / CLI / VIÆ
    B: DV. / CLI / VIÆ
    C: DV. / CLI. / VIÆ.


KZ: a: IO. WILH. D: G. DVX. CLIVEN
    b: IO. WILH. D. G. DVX. CLIVEN
    c: .IO. WILH. D. G. DV. CLIVE.

   
I :
Wapen met gesloten kroon.
   II: Wapen met open kroon.


Info:

Variant A?? (1606), particuliere collectie.
Variant CbI (1606), particuliere collectie.

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

De diameter van deze muntjes is 20 tot 22 mm. Het gewicht kan variëren van 1,2 tot 1,46 gram.
Te kleef gingen 56 stubers in een thaler, de stuber was onderverdeeld in 21 heller2. Een thaler bestond dus uit 1176 heller, dit muntje was dus 1/392 thaler.


KLE.4: vier heller.
(dM.7 - Schön 1)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met 4 rozetten, daarin vier romeinse cijfers 1 (IIII).

TEKST: (Monogram) NVMMVS . CLIVENSIS (of variant). Dit betekent: munt van Kleef.

KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met 6 kwartieren, in de kwartieren de wapens van Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravensberg en Ravenstein.

TEKST: .IO: WILH. D. G. DVX. CLIVIAE. (of variant). Dit is voluit: Johann Wilhelm Dei gratia ducatus Cliviae, en betekent: Johann Wilhelm, bij Gods gratie hertog van Kleef.

Conrad Hoyer, mmt: monogram CH.

    1604 R (6 en 4 naast wapen)
    1605 R (6 en 5 naast wapen)



Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: (Monogram) NVMMVS. CLIVENSIS.
    B: (Monogram) .NVMMVS. CLIVENSIS
    C: (Monogram) .NVMMVS. CLIVENSIS.


KZ: a: .IO. WILH. D.G. DVX. CLIVIAE.
    b: .IO: WILH. D.G. DVX. CLIVIAE.
    
c: .IO: WILH D:G. DVX. CLIVIÆ.



Info:

Variant Ba (1604), particuliere collectie.

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

De diameter van deze muntjes is 22 tot 24 mm. Het gewicht is ca. 2,790 gram. Te kleef gingen 56 stubers in een thaler, de stuber was onderverdeeld in 21 heller2. Een thaler bestond dus uit 1176 heller, dit muntje was dus 1/294 thaler.


KLE.5: drie heller.
(Noss 332)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met 4 rozetten, daarin drie romeinse cijfers 1 (III).

TEKST: (Monogram) NVMMVS  . CLIVENSIS (of variant). Dit betekent: munt van Kleef.

KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met 6 kwartieren, in de kwartieren de wapens van Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravensberg en Ravenstein. Naast het wapenschild punten.

TEKST: NVMMVS  . CLIVENSIS (of variant). Dit betekent: munt van Kleef.

Conrad Hoyer, mmt: monogram CH.

    ZJ R (na 1609)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:


VZ: A: (Monogram) NVMMVS . CLIVENSIS


KZ: a: NVMMVS . CLIVENSIS



Info:

Variant Aa (ZJ), particuliere collectie.

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

De diameter van deze muntjes is ca. 19,5 mm. en het gewicht is ca. 1,680 gram. Te kleef gingen 56 stubers in een thaler, de stuber was onderverdeeld in 21 heller2. Een thaler bestond dus uit 1176 heller, dit muntje was dus 1/392 thaler.


KLE.6: drie heller.
(Noss 347-353 - dM.7 - Schön 1)

VOORZIJDE: Een vaak ruw gevormde tulprand met op 'W' en 'M' gelijkende tulpen. Daarin de tekst .DV. CLI VIAE (of variant) in drie regels. Dit is voluit: Ducatus Cliviae, en betekent: Hertogdom Kleef.

KEERZIJDE: Een tulprand met daarin een gekroond wapenschild met 6 kwartieren, in de kwartieren de wapens van Kleef, Gulik, Berg, Mark, Ravensberg en Ravenstein.

Conrad Hoyer, monogram CH (niet op deze munt).

    ZJ N (na 1609)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: .DV. / CLI / VIÆ
    B: .DV: / CLI- / VIÆ.
    C: DV. / CLI / VIÆ
    D: .DV: / CLI / VIÆ
    E: DV: / CLI / VIÆ
    F: . /.DV: / CLI- / -VIÆ. / .
    G: DV. / .CLI. / VIÆ.
    H: DV: / CLI. / VIÆ.
    I: .DV: / CLI- / -VIÆ.
    J: .DV: / CLI- / VIÆ
    K: *DV... / CLI- / VIÆ
    L: *DV: / CLI / VIÆ.
    
M: *DV. / CLI / VIÆ

    N: * / .DV. / CLI- / VIÆ / *


KZ: a: Puntjes naast het wapenschild, wapen midden onder 2 'kepers'.
    b: Geen puntjes naast wapenschild, wapen midden onder 3 'kepers'.


Info:

Variant Aa (ZJ), particuliere collectie.
Variant Bb (ZJ), particuliere collectie.
Variant Cb (ZJ), particuliere collectie.
Variant Fb (ZJ), particuliere collectie.
Variant Nb (ZJ), particuliere collectie.

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

Diameter van deze muntjes is ca. 20 tot 21 mm. en het gewicht varieert tussen de 1,15 en 1,52 gram. Te kleef gingen 56 stubers in een thaler, de stuber was onderverdeeld in 21 heller2. Een thaler bestond dus uit 1176 heller, dit muntje was dus 1/392 thaler. Deze drie hellers hebben geen waarde aanduiding in Romeinse cijfers. Zij lijken hierdoor sterk op de Noord-Nederlandse duiten en hebben hier dan ook als zodanig gecirculeerd. In plakkaten van de Staten-Generaal van 27 september 1611, 15 maart 1613 en 2 januari 1617 werden steeds weer de buitenlandse en andere vreemde duiten verboden verklaard3. Een exemplaar van dit type is bekend als overslag over een Luikse gigot (type LUI.59 of LUI.61) op naam van Ferdinand van Beieren, zie HIER een afbeelding. Deze gigots van Luik zonder jaartal worden omschreven als geslagen rond 1640. Aangezien deze Kleefse duiten voor die datum geslagen zijn moeten de Luikse gigots van vroeger datum zijn.


KLE.7: duit.
(dM.8 - Schön 6)

VOORZIJDE: Een bladerkrans met kleine blaadjes, daarin staat de tekst DV. CLIV IAE (of variant) in drie regels.

KEERZIJDE: Een bladerkrans zoals op de voorzijde met daarin een gekroonde scepter waar de cijfers van het jaartal omheen staan.

Muntmeester ?

    1669 S     1678/77 R
    1670 N     1678 N
    1676 N     1679 N
    1677 N     1680 N



Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: DU / CLI / VIÆ
    B: DU. / CLIV / IAE
    C: DU: / CLIV / IAE
    D: DU. / CL.IV / IAE

KZ: a: Kroontje type 1.
    b:
Kroontje type 2.
    c:
Kroontje type 3.
             1        2 3

Info:

Variant Aa (1670), particuliere collectie.
Variant Aa (1676), particuliere collectie.
Variant Db (1678), particuliere collectie.
Variant Bc (1679), particuliere collectie.
Variant Cc (1680), particuliere collectie.

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

Mogelijk bestaan ook de jaren 1671, 1672, 1673, 1674 en 1675. Op 5 juli 1695 verscheen een plakkaat van de Staten-Generaal waarin de Kleefse duiten met name werden genoemd als verboden payement. Er werden volgens het plakkaat zelfs ongemunte koperen plaatjes, uit Hamburg afkomstig, als duit in de omloop gebracht. De stad Haarlem vaardigde op 9 oktober 1697 ook een verbod uit tegen Kleefse duiten.


KLE.8: duit.
(dM.10 - Schön 8)

VOORZIJDE: DVC CLIV IAE (jaartal) in twee regels omgeven door versieringen.

KEERZIJDE: Gekroond wapen van Kleef, vastgehouden door 2 leeuwen. Onder het wapen is een versiering aangebracht.

Muntmeester ?

    1692 S
    1695/92 R
    1695 N
    1696/95 R
    1696 N
    1697/96 R
    1697 N
    1698 X


Bekende afslagen etc.

     ZJ R4 (incusum)



Info:

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

Op 5 juli 1695 verscheen een plakkaat van de Staten-Generaal waarin de Kleefse duiten met name werden genoemd als verboden payement4. De stad Haarlem vaardigde op 9 oktober 1697 ook een verbod uit tegen Kleefse duiten. Het jaartal 1698 is ooit gemeld bij het KPK maar staat voorlopig nog met een X (niet aangetroffen) totdat ik een overtuigend exemplaar heb gezien. Mogelijk kunnen ook de jaren 1693 en 1694 bestaan maar deze heb ik tot nog toe nergens aangetroffen. In de vondst "Brabant 1701" 5 zaten 172 Kleefse duiten waarvan 163 van dit type. Dit grote aantal geeft aan dat deze duiten in grote hoeveelheden de Nederlanden binnendrongen en voor overlast zorgden. Opvallend is dat tussen de exemplaren in deze vondst het jaartal 1698 niet aanwezig was, alleen de jaren 1692, 1695, 1696 en 1697 en ook de jaartalwijzigingen 1696/95 en 1697/96. Van 1696 bestaat een stempel waarbij de L in CLIVIAE in het midden een extra horizontaal stukje heeft, zie HIER een afbeelding.

NB: In de vondst "Brabant 1701" zaten een vijftal valse Kleefse duiten met afwijkende tekening van de leeuwen en het wapen en met afwijkend lettertype. Ook waren 3 exemplaren aanwezig met op de voorzijde de tekst DVC CLIVIAE in afwijkend lettertype en op de keerzijde het wapen van Utrecht (1x) en een gekroond wapen met een leeuw naar links (2x). Een andere aardige vervalsing is een type met de foute tekst CILVIAE en het wapen van Utrecht op de keerzijde. Een mogelijke herkomst van deze duiten kan Gronsveld zijn omdat de wapens op de keerzijde gelijkenis vertonen met die op de Gronsveldse duiten van Jan Frans van Bronckhorst (type GRONS.16).


KLE.9: duit Kleef of particuliere Hollandse slag.
(dM.9 - Sch.382bis)

VOORZIJDE: EEN DUIT in twee regels tussen 2 kruisjes, boven en onder de tekst zijn krulversieringen aangebracht.

KEERZIJDE: Anoniem gekroond wapen welke wordt vastgehouden door 2 leeuwen, onder het wapen is een krulversiering aangebracht.

Muntmeester ?

    ZJ R (Ca. 1690-1700)


Info:

Deze duit wordt wel aan Kleef toegeschreven6 maar wordt ook beschreven als zijnde een (particuliere?) duit die ergens in Nederland is geslagen7 . De duit lijkt zeer sterk op de Kleefse duiten uit de periode 1692-1697. De tekst op de voorzijde is echter niet DUC CLIVIÆ maar de Nederlandse tekst EEN DUIT. Ook het wapenschild op de keerzijde wijkt af van de reguliere Kleefse exemplaren. De karbonkel ontbreekt in het ovale wapentje, in de plaats hiervan loopt er een verticale streep door het midden met in het centrum een punt. Een origineel exemplaar van Kleef zou zeker een correct wapenschild hebben gehad. Hierdoor wordt het vermoeden versterkt dat deze munt inderdaad een elders geslagen imitatie is. Aangezien het onduidelijk is waar deze dan wel geslagen is heb ik hem hier bij Kleef opgenomen.

NB: Onlangs zijn mij een tweetal (Gronsveldse?) imitaties onder ogen gekomen van Kleefse duiten. Deze duiten lijken veel op het type KLE.8 maar hebben op de keerzijde afwijkende wapens. Het is opmerkelijk dat de in de Nederlanden ongewenste Kleefse duiten geïmiteerd werden. Echter in het geval van deze imitatie (KLE.9), is het te onzeker om Gronsveld of Reckheim als mogelijke muntplaats aan te duiden.


KLE.10: duit.
(dM.11)

VOORZIJDE: DUC: / CLIVIÆ / .(jaartal). boven en onder de tekst een versiering.

KEERZIJDE: Gekroond wapen van Kleef, vastgehouden door 2 leeuwen. Onder het wapen zijn enkele versieringen aangebracht.

Muntmeester ?

    1749 N
    1750 S


Bekende afslagen etc.

    1749 (zilver) R
2


Voorkomende voorzijde varianten:

VZ: A: DUC: / CLIVIÆ / *(jaartal)*


Info:

Variant A (1749), particuliere collectie.
Variant A (1749 zilver), particuliere collectie.

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

Te Amsterdam werd op 17 mei 1753 een waarschuwing bekend gemaakt tegen de duiten van Kleef. Dit type en het volgende type zullen zijn bedoeld in deze waarschuwing.


KLE.11: duit.
(dM.12)

VOORZIJDE: DUC: CLIVIÆ (jaar), boven de tekst een rozet en onder de tekst een versiering met rozetvormen.

KEERZIJDE: Gekroond wapen van Kleef, vastgehouden door 2 leeuwen. Onder het wapen zijn enkele versieringen aangebracht.

Muntmeester ?

    1752 S
    1753 S

Bekende afslagen etc.

    1753 (zilver) R
2


Voorkomende voorzijde varianten:

VZ: A: (Klaverblad) / DUC: / CLIVIÆ / (jaartal) / versiering
    B:
(Rozet) / DUC: / CLIVIÆ / (jaartal) / versiering

Info:

Variant A (1752), particuliere collectie.
Variant B (1753), particuliere collectie.
Variant B (1753 zilver), particuliere collectie.

Voorschrift: geslagen volgens bepalingen geldend in het Duitse rijk.

Te Amsterdam werd op 17 mei 1753 een waarschuwing bekend gemaakt tegen de duiten van Kleef. Dit type en het voorgaande type zullen zijn bedoeld in deze waarschuwing.



Noten:


1:  Bron: De Nederlandsche leeuw jaargang XLII no.9, september 1924 blz.268-272.

2:  Noss.

3:  Groot placcaet-Boeck I-2933, 2934 en 2938.

4:  Groot placcaet-Boeck IV - 689.

5:  De vondst "Brabant 1701" is de vondst van ruim 1400 munten, waarvan ruim 1300 koperen duiten, die zijn verloren in 1701 door soldaten op oefening gelegerd in een kampement.

6:  J. de Mey Le monnayage de cuivre d'Allemagne Numismatic pocket 44, 1986.

7:  J. Schulman Handboek Nederlandse munten van 1795-1965 J. Schulman 1966.