Leiden
De omgeving van het huidige Leiden is al in de Romeinse tijd bewoond geweest. Aan de kust ter hoogte van Leiden heeft het Romeinse fort de "Brittenburg" gelegen en ook de naam Lugdunum Batavorum komt al vroeg voor. Batavorum werd aan Lugdunum toegevoegd om het te onderscheiden van Lugdunum (Lyon) in Frankrijk. Het huidige Leiden is ontstaan uit een drietal gehuchten waarbij de graven van Holland in de 11e eeuw een burcht bouwden, gevolgd door de Pieterskerk (1121). De kerk werd door de Utrechtse bisschop Godewald gewijd aan Sint Petrus. Zijn sleutels werden in het stadswapen opgenomen (vandaar de naam "sleutelstad"). Leiden kreeg volledige stadsrechten in 1266 van graaf Floris V. De stad is mogelijk één van de oudste muntplaatsen van de graven van Holland. De penningen met de tekst LEITHERICBURGH worden toegeschreven aan Floris I (1049-1061) met als mogelijke muntplaats Leiden1.
In 1572 koos Leiden de zijde der opstandelingen tegen Spanje,
waarna 2 maal een belegering volgde. Op 3 oktober 1574 werd Leiden definitief
ontzet door de watergeus Louis de Boisot. Dit feit wordt nog jaarlijks gevierd
met hutspot en haring met wittebrood. Binnen de stad Leiden was het Sinte
Catharina gasthuis gevestigd. Het was van doorgangshuis voor arme vreemdelingen,
bedelmonniken enz. een verpleeghuis voor de zieke armen van de stad Leiden
geworden. Aan het gasthuis waren een kerk, pesthuis en "dolhuis"
vast gebouwd. Het gasthuis werd bestuurd door vijf "gasthuis meesteren"
die men "buyte-vaders" en "moeders" noemde. Zij werden
jaarlijks gekozen door de magistraat van Leiden.
In de stad was ook een Sinte Elisabeths gasthuis waar het leprozenhuis en het
weeshuis aan verbonden waren. Er zijn periodes geweest dat er wel tot 700!!
wezen in het weeshuis aanwezig waren. Vanwege de slechte situatie in de
beginjaren van de opstand, een uitbreiding van het gasthuis en het grote aantal
zieke en verminkte militairen dat moest worden opgevangen liepen de financiën
dramatisch terug. Om aan inkomsten te komen werd er bij de Staten van Holland
een verzoek ingediend om koperen munten te mogen slaan. Op 17 augustus 1573
kreeg het stadsbestuur van Leiden toestemming om koperen oorden te slaan ten
behoeve van het Sinte Catharina gasthuis (LEI.1). Deze oorden mochten gemaakt
worden tot een bedrag van 1000 gulden. Als inderdaad het volle bedrag is
aangemunt dan is het aanzienlijke aantal van ca. 80.000 stuks geslagen. De
afspraak was dat de oorden alleen binnen Leiden zouden circuleren. Zij werden
echter veelvuldig vervalst en ook buiten de stad Leiden in het geldverkeer
aangetroffen. Dit zorgde ervoor dat zij in 1576 werden ingetrokken. Te Leiden
zijn gedurende het beleg door de Spanjaarden ook verschillende noodmunten
geslagen. De meest opvallende daarvan zijn de papieren noodmunten van 28 en 14
stuivers. Deze werden in december 1573 vervaardigd. Ook is er rond maart 1574
een koperen noodmunt van een groot oftewel een halve stuiver geslagen (LEI.2).
Zoals hiervoor al genoemd werden de stadsoorden van Leiden veelvuldig vervalst. Voor het vervalsen van de oorden is de valsemunter Gillis Baerntsz. terechtgesteld. Hij bleek ook in Amsterdam al meegeholpen te hebben aan valsemunterij. De stad Leiden had al eerder met valsemunterij te maken gehad. De Leidse noodmunten uit de tijd van het Spaanse beleg werden al spoedig na hun verschijnen nagemaakt. De vervalsers zijn in dit geval echter nooit gepakt. In 1590 was er weer een proces vanwege valsemunterij te Leiden. Jannetjen Hendricxdr. werd veroordeelt wegens het verspreiden van valse munten die door haar man Jan Fredericx alias Jan Feyckenz. waren gemaakt. Deze was enige tijd daarvoor te den Haag wegens valsemunterij veroordeeld en verbrand op de brandstapel.
Het wapen van Leiden
Het wapen van Leiden bestaat uit 2 gekruiste sleutels van keel (rood) op
een zilveren veld. Deze sleutels zijn het symbool van de beschermheilige van de
stad Sint Petrus. Uit 1364 is een stadszegel bekend waarop hij staat afgebeeld
met een sleutel en een kerkgebouw in zijn rechterhand met daar omheen zeven
zittende figuren. Oudere zegels van Leiden vertonen echter alleen een zittende
Sint Petrus zonder sleutels. Verder bestaat ook een zegel met slechts één
sleutel.
In het manuscript van heraut Gelre (1414) wordt melding
gemaakt van het wapen van Dirk III van Wassenaar, burggraaf van Leiden. Zijn
wapen vertoont een gevierendeeld schild met de kwartieren I en IV in keel (rood)
drie wassenaars van goud (Wassenaar) en in de kwartieren II en III in azuur een
dwarsbalk van goud. Dit laatste wapen wordt beschreven als zijnde het wapen van
Leiden2. Of deze informatie correct is en of dit wapen ooit als
stadswapen is gebruikt is mij niet bekend.
LEI.1: oord.(v.Gelder 50a - Maillet 71.1 - PW 1)
VOORZIJDE: Een wapenschild met hierin het wapen van de stad Leiden, twee
gekruiste sleutels. Boven het wapen staat het jaartal 1573.
TEKST: . + . GEDENCT + DEN + ARMEN (of variant).
KEERZIJDE: Gekroond rad waar zes vilmessen aan de rand zijn bevestigd.
In het centrum van het rad is een tot een kruis gestileerd zwaard geplaatst. Het
rad was het wapen van het Catharina gasthuis en samen met het zwaard behoort het
tot de attributen van de heilige Catharina.
Muntmeester, (mij) niet bekend.
1573 S
Bekende afslagen etc.
1573 (zilver) R4
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: .+. GEDENCT + DEN + ARMEN
B: + GEDENCT DEN ARMEN
C: + GEDENCT x DEN x ARMEN
1: Correct jaartal
2: Cijfers v/h jaartal in
verkeerde volgorde.
KZ: I : Grote open kroon boven het rad.
II: Kleine gesloten kroon boven het rad.
Info:
Variant A1I (1573),
afbeelding VCLS 23 nr.341.
Variant A1II (1573), particuliere collectie.
Variant A1I (1573 zilver), afbeelding
jubileumnummer 400e bijeenkomst van de Amsterdamse Kring 17-10-1994 blz. 56.
Variant B1II (1573), particuliere collectie.
Variant C2II (1573), particuliere collectie.
1573 VCLS 23 nr.341
1573 (zilver) jubileumnummer 400e bijeenkomst van de Amsterdamse Kring 17-10-1994 blz. 56.
Wettelijk voorschrift:
toestemming van de Staten van Holland van 17 augustus 1573.
Dit type stadsoord is
mogelijk in een oplage van ca. 80.000 stuks geslagen maar is ook veelvuldig
vervalst. Mede daarom werden zij in 1576 ingetrokken. De aanmunting van dit
oordje werd reeds goedgekeurd op 17 augustus 1573. Dit is nog voor het beleg van
Leiden door de Spanjaarden. Dit muntje behoort dan ook niet tot de nooduitgiften
die voortkwamen uit het beleg.
LEI.2: koperen halve stuiver / duit.(v.Gelder
53 - PW 2)
VOORZIJDE: Een klauwende leeuw naar links met de
cijfers van het afgekorte jaartal aan weerszijden (1574).
TEKST: . HEERE × ONTBERMT × HOL. (rozet)
KEERZIJDE: Een met omega-tekentjes versierd wapenschild met hierin het wapen van de stad Leiden, twee gekruiste sleutels.
TEKST: (rozet) ENDE × SALICHT × LEYDEN
Muntmeester, (mij) niet
bekend.
1574 R3
Bekende afslagen etc.
VZ: A: .HEERE × ONTBERMT × HOL.
(rozet)
B: .HEERE × ONTBERMT × HOL. -
C: .HEERE × ONTBERMT × HOL -(rozet)
D: HEERE × ONTBERMT × HOL -×
KZ: a: (rozet)
ENDE × SALICHT × LEYDEN
Info:
Variant Aa (1574),
afbeelding VCLS 21 nr.226.
Variant Ca (1574),
particuliere collectie.
Variant Da (1574 zilver op
vierkant plaatje), jaaroverzicht 1988 blz.93.
1574 VCLS 24 nr.270
1574 (zilver op vierkant
plaatje) Jaaroverzicht 1988
Wettelijk voorschrift:
consent in 1574 gegeven door het stadsbestuur van Leiden.
Deze koperen groot oftewel
halve stuiver is geslagen tijdens het beleg van Leiden ergens begin 1574. Op 29
maart 1574 werden zij ingetrokken maar werden op 2 augustus 1574 vanwege het
gebrek aan kleingeld weer in omloop gebracht. Nu echter niet als halve stuiver
maar als duit. Het gewicht van deze munt (rond 3 à 4 gram) verschilde niet veel
van de nu ook in omloop rakende Statenduiten van Holland. Het stadsbestuur
hoopte zelfs dat na het beleg deze munt in geheel Holland zou mogen circuleren
als duit maar zij werden 20 oktober 1574 ingetrokken.
Noten:
1: V.M. Potin De Hollandse
muntslag in de 11e eeuw.
Verschenen in het jaarboek van de
vereniging voor munt en penningkunde (JMP) 1965/1966.
2: Bron: website van Ralf Hartemink over Nederlandse gemeentewapens (www.bng.nl).