Hoe werkte het munthuis? |
Munten werden vroeger niet zoals tegenwoordig met moderne machines gemaakt maar tot eind 17e eeuw grotendeels met de hand. Als een munt er daarom wat vreemd gevormd uit ziet dan hoeft dat bijvoorbeeld niet te betekenen dat deze gesnoeid is. De muntplaatjes werden namelijk tot ver in de 17e eeuw niet mooi rond uit een plaat of strip gestanst maar zij werden uitgeknipt met een grote metaalschaar. Door dit knippen werden ze vaak niet mooi rond maar hoekig en soms bijna vierkant. Pas eind 17e en begin 18e eeuw gingen de meeste munthuizen over tot het stansen van de muntplaatjes en het machinaal vervaardigen van de munten met schroefwerken. De techniek was al langer aanwezig doch werd tegen gehouden door het muntpersoneel die vreesde voor verlies van werkgelegenheid. Zo werd bijvoorbeeld ook de invoering van de schroefpers om dezelfde reden lange tijd tegengehouden door het muntpersoneel maar ook door de overheid zelf. Het munten met een schroefpers maakt namelijk veel minder lawaai dan het slaan van de munten met de hamer. De overheid was daarom bang dat de schroefpers zou uitnodigen tot valsemunterij omdat dan ‘s nachts geluidloos gemunt kon worden buiten alle controles om. Dat deze angst niet geheel onterecht was blijkt uit de verklaring van Anthonis van Eembrugge. Deze muntmeester van o.a. de Hedelse hagemunt van Frederik van den Bergh verklaarde tijdens zijn verhoor dat hij aldaar de beschikking had over een schroefpers. We praten dan over de jaren 1579-1585! Een periode waarin nog geen enkel gewestelijk munthuis beschikte over een schroefpers. |
Als een plak metaal gegoten is en
deze ligt af te koelen dan krijgen eventuele opgehoopte gassen de kans om uit
het nog half vloeibare metaal te ontsnappen. Ook de eventueel in het metaal
aanwezige vervuiling stijgen op naar de oppervlakte. Op de plaatsen waar de
gassen ontsnappen ontstaan vaak kleine gaatjes in het oppervlak. Als zo'n plaat
dan op dikte gehamerd of gewalst wordt dan worden de gaatjes mee gewalst. Zij
kunnen door het uitwalsen verdwijnen maar soms blijven ze zichtbaar. Dit is soms
te zien op koperen maar ook op zilveren munten in de vorm van kleine gaatjes of
oneffenheden op het muntoppervlak. Degene die verantwoordelijk was voor het
juiste gehalte van de platen metaal was de essayeur. Dit was een vakman die de
platen metaal op het juiste gehalte bracht, vaak waren dit edelsmeden of
juweliers. Als de muntmeester dus wilde sjoemelen met het gehalte van zijn
munten dan moest hij de medewerking hebben van zijn essayeur.
|