De munt van de Groninger
Ommelanden1
De Groninger Ommelanden is een verzamelnaam voor de dorpen gelegen in
graafschapjes en heerlijkheden rond de stad Groningen. Deze gebieden waren 't
Halve Ambt, Marne, Middag, Hunsingo, Oosterambt, Langewold, Vredewold,
Humsterland, Fivelgo oosterambt, Fivelgo westerambt en Duurswolde. De Ommelanden
zijn zich met elkaar gaan verenigen na een uitbarsting van ontevredenheid jegens
de stad Groningen. De stad Groningen domineerde namelijk het hele gebied om de
stad heen en drong allerlei verplichtingen (o.a. het stapelrecht) op aan de
boeren in de wijde omtrek. Vervolgens maakte de stad misbruik van deze
verplichtingen. Tijdens de opstand tegen de Spanjaarden kozen de Ommelanden in
1577 de Staatse zijde en keerden zij zich tegen de Spaansgezinde stad Groningen.
Alle verdragen met de stad werden opgezegd en in het najaar van 1578 werd de
eerste Ommelander regering gevestigd met eigen krijgsvolk en een eigen wapen.
Spoedig werd ook gesproken over het oprichten van een eigen munthuis waar men
dacht 1500 gulden per maand mee te verdienen. Zij verdedigden de oprichting van
een eigen munt door te verklaren dat zij op die wijze de geringe inkomsten van
het landschap wilden vermeerderen. Waarschijnlijk werd de zoektocht naar een
geschikte muntmeester overgelaten aan ene Eijsso Jarges, lid van de Staten van
de Ommelanden. Deze droeg Henrick Velthuijsen, een burger van Deventer voor (Velthuijsen
was van 1576-1578 muntmeester geweest te Batenburg). Velthuijsen was door hem
bereid gevonden om te gaan munten voor de Ommelanden op de voet van de
ordonnantie zoals die was bekrachtigd op 13 en 14 maart 1579 door de
gedeputeerden van de nadere Unie.2 Op 20 mei 1579 werd vanuit Winsum
door de Staten van de Ommelanden een brief opgesteld aan Velthuijsen om met
muntgezellen naar de Ommelanden te komen en tot nadere afspraken te komen. Op 5
juni 1579 werd hij daadwerkelijk als muntmeester aangesteld voor een periode van
vier jaar. Het munthuis zou gevestigd worden te Appingedam (in het huis van de
weduwe Pansars) omdat er te Winsum geen geschikte locatie was. Appingedam was
naast Groningen de enige plaats in de Ommelanden van enige omvang. Mogelijk is
er omstreeks 1380 al gemunt, een Tourse groot met de tekst FIVLGOIE (Fivelgo) is
mogelijk toe te schrijven aan de plaats Appingedam.3
Op 17 juni 1579 riepen de Staten van de Ommelanden de muntmeester op om het
inrichten van het munthuis voorlopig te staken en te wachten met nog meer geld
uit te geven aan de voorbereidingen. De reden was dat hen "sonderliche sachen
waren voorgekomen". Deze zonderlinge zaken waren met grote zekerheid de felle
protesten van de stad Groningen tegen het munthuis. De stad bedreigde de
muntmeester en de gezellen, er mocht geen zilver aan de munt worden geleverd en
men mocht geen contacten onderhouden met de muntmeester. De munt is toch op een
later, onbekend tijdstip begonnen met haar werkzaamheden. Op 9 november 1579
werd aan de muntmeester geschreven om het munten van daalders en rosenobels
voorlopig te staken in afwachting van een nieuwe muntordonnantie die bij de
geünieerde provinciën in de maak was.4 De stempels voor deze
muntsoorten moesten aan de waardijn worden overgedragen. In hetzelfde schrijven
werd hem medegedeeld dat hij op de "kleine lantmunte" (de kwart stuiver of oord
naar het voorbeeld van de Groninger 1½ plak) "up de eene sijt daert cruce steet
int runde stellet: Mo. No. statuum Frisiae, ende up de ander sijdt: inter Amasum
et Laubacu." Omdat de muntmeester moest wachten op een nieuwe ordonnantie zijn
er van deze kwart stuivers of oorden waarschijnlijk behoorlijke aantallen
geslagen. Schulman vermeld in JMP 1915 dan ook twaalf varianten van dit
munttype. Na het tot stand komen van een nieuwe muntregeling op 6 januari 1580
heeft hij waarschijnlijk al weer snel toestemming gekregen om te munten.5
De munten die volgens deze regeling geslagen moesten worden waren nogal
onvoordelig en beloofden weinig winst. Waarschijnlijk daarom kreeg Velthuijsen
op 12 april 1580 toestemming om daalders van 30 stuivers, halve daalders en oort
daalders (kwart daalders) te slaan. In hetzelfde schrijven van 12 april 1580
kreeg hij wel opdracht om geen "magermanckens" (oorden) en stuivers meer te
slaan of om deze nog in de Ommelanden uit te geven. Ook deze maatregel doet
vermoeden dat hij er in de periode november 1579 t/m april 1580 behoorlijke
hoeveelheden van heeft geslagen.
De eerste Ommelander munt is van zeer weinig betekenis geweest en door de oorlog
tegen de Spanjaarden moesten de Staten van de Ommelanden uiteindelijk het
munthuis sluiten en hun landen ontvluchten waarna zij zich vestigden in
Oostfriesland. Op 3 maart 1580 liep George van Lalaing, graaf van Rennenberg
namelijk over naar de Spaanse zijde waardoor de stad Groningen in handen viel
van de Spanjaarden. Hierop werd Groningen door Staatse troepen belegerd. Na een
beleg van enkele maanden kon men wel wat hulp gebruiken. Deze kwam in de vorm
van een leger onder bevel van Filips van Hohenlohe. Op weg naar Groningen vernam
deze dat een Spaans leger op weg was richting Zwolle. In plaats van naar
Groningen te gaan maakte hij rechtsomkeert en viel dit leger aan. Hij werd
echter op 17 juni 1580 verslagen op de Hardenbergerheide. Verstoken van hulp
moest het Staatse leger het beleg van Groningen opbreken waarna de Spanjaarden
uiteindelijk geheel Groningen, Drenthe en delen van Overijssel konden veroveren.
Door de sluiting van het munthuis verloor muntmeester Henrik Velthuijsen zijn
inkomsten en vertrok naar Gorinchem. Hier werd hij in dienst genomen door Dom Antonio, de verdreven koning van Portugal. Velthuijsen wist de Staten van de
Ommelanden over te halen om hun munthuis te Gorinchem te heropenen en werd op 16
maart 1584 weer als hun muntmeester aangesteld. Al op 28 mei 1584 overleed
Velthuysen maar zijn weduwe Anna van Wissel zette de muntslag voort. Omdat er
grote misstanden en knoeierijen voorkwamen in dit munthuis stuurden de Staten
van Holland enkele controleurs naar Gorinchem. Na veel tegenwerking door de
Gorinchemse magistraat lukte het hen alleen om een andere muntmeester aangesteld
te krijgen voor de Ommelander munt. Vanaf 7 mei 1585 werd Adriaen van Meerlandt
de nieuwe muntmeester voor de Ommelanden. Hij moest echter Anna van Wissel
schadeloos stellen door haar 9 jaar lang een deel van de muntopbrengsten te
betalen. Zij bleef trouwens nog wel muntmeesteres van de munt van Don Antonio
totdat hij haar ontsloeg vanwege de vele knoeierijen. Anna van Wissel zou niet
lang meer van haar uitkering kunnen genieten want zij stierf op 2 november 1585.
Op 14 november 1585 stuurden de
Ommelanden zelf twee controleurs naar Gorinchem die de muntbussen moesten
controleren. Ondanks dat de Ommelander munten van goede kwaliteit bleken besloot
men om het munthuis te sluiten vanwege de slechte naam die de stad Gorinchem had
opgelopen door de andere slechte munten die er waren geslagen. In 1586
informeerden de Ommelanden vervolgens bij de stad Alkmaar of zij aldaar een
munthuis mochten openen. Dat zij de stad Alkmaar als mogelijke muntplaats zagen
kan te maken hebben met het feit dat deze stad de vestiging van het Westfriese
munthuis was misgelopen. De stad werd toen in de kwestie om de munt buitenspel
gezet door de steden Hoorn, Enkhuizen en Medemblik. Alkmaar had in principe wel
zin in een munthuis voor de Ommelanden maar speelde echter op zeker en wilde
eerst toestemming verkrijgen van de stadhouder en de Staten van Holland. Deze
toestemming werd niet verleend waarna de Ommelanden in 1589 naar Culemborg
uitweken. Ook dit munthuis was echter geen lang leven beschoren. De daar
aangestelde muntmeester Hendrik Crayvanger bleek namelijk een hoofdrolspeler in
de wereld van de hagemunterij/valsemunterij in die dagen. De munt werd reeds in
het jaar 1591 gesloten. Nadat de stad Groningen in 1594 weer werd opgenomen in
de Unie bleven de Ommelanden er bij de stad Groningen op aandringen om een
gewestelijk munthuis op te richten. De stad gaf hier telkens geen gehoor aan,
waarschijnlijk om het voordeel van haar stedelijke muntslag niet kwijt te raken.
Pas op 4/14 mei 1672 werd een overeenkomst gesloten om een gewestelijk munthuis
op te richten. Dat de stad nu wel toegaf kan te maken hebben gehad met de
diverse plakkaten van de Staten-Generaal welke tegen het Groninger stedelijk
kleingeld waren gericht. De stad liet dit kleingeld nog regelmatig slaan ondanks
de afkoopsom die men met de Staten-Generaal was overeen gekomen. Omdat door deze
plakkaten de Groninger munten waardeloos werden verklaard liep de stad inkomsten
mis. Om toch extra inkomsten te verkrijgen leek een gewestelijk munthuis hen
toen waarschijnlijk een betere oplossing. Overigens bleef de stad Groningen haar
eigen muntrecht behouden.
Het nu volgende is bekend geworden door onderzoek van J. van der Wis en is
gepubliceerd in JMP 89 van 200216. Nog tijdens het beleg van de stad
Groningen, welke liep van 9/19 juli tot en met 18/28 augustus, werd begonnen met
het opstarten van het munthuis. Op 2/12 juli 1672 werd de besloten om de
"principale muntknecht van Friesland", wiens naam niet werd genoemd, aan te
stellen als muntmeester. Op 22 juli/1 augustus werden de goudsmeden Hendrick
Sluiter als "munteslager" en Jacobus van Zee als essayeur aangesteld. Zij kregen
ook toestemming om materialen welke benodigd waren in een munthuis aan te kopen.
Op 27 juli 1672 werden de waardijnen benoemd, namens de stad Groningen
burgemeester Gerhard ten Berge en namens de Ommelanden jonker Bernhard Conders
van Vervou. Op 3/13 augustus werd verzocht om met de munt dringend haast te
maken. Aan de hand van bovenstaande heeft van der Wis aannemelijk gemaakt dat de
eenzijdig geslagen munten van 50, 25, 12½ en 6¼ stuiver nog tijdens het beleg
geslagen kunnen zijn of anders in de tijd kort na het beleg. Op 31 augustus / 10
september wordt de naam van de muntmeester voor het eerst genoemd in een
mededeling dat deze niet aanwezig kon zijn om zich te presenteren. De
aangestelde muntmeester blijkt Caspar Boom te zijn, met hoge waarschijnlijkheid
is hij de principale muntknecht van Friesland geweest waar over gesproken werd.
Eind april / begin mei 1673 werd besloten dat Caspar Boom ten overstaan van de
rad de eed af mocht leggen in handen van generaalmeester Johan van Nispen. Op
16/26 mei 1673 werd bekend gemaakt dat Caspar Boom tot muntmeester van de
provinciale munt was aangesteld. Hij zou gaan munten op de muntvoet van Holland
en West-Friesland. Tot zover de informatie uit de bronnen van J. van der Wis.
Iets over de dubbele data19
Tegenwoordig gebruiken wij in Nederland, maar ook in de meeste andere landen
wereldwijd, de Gregoriaanse kalender. Het Gregoriaanse kalenderjaar bestaat uit
12 maanden die elk 28 tot 31 dagen hebben. De Gregoriaanse kalender is een
aanpassing op de Juliaanse kalender. Een aanpassing was nodig omdat de
gemiddelde lengte van een Juliaans kalenderjaar ca. 11 minuten te lang bleek.
Onder Paus Gregorius XIII werden nieuwe kalenderregels vastgesteld zodat deze
kalender bekend staat onder zijn naam. Omdat het begin van de lente (21 maart)
door vele jaren foute kalender was verschoven moesten 10 kalenderdagen
overgeslagen worden. De dag na 4 oktober 1582 werd daarom niet 5 oktober maar 15
oktober. De Gregoriaanse kalender werd over het algemeen snel overgenomen maar
in de protestante gebieden bleef weerstand bestaan en werd hij pas decennia
later overgenomen. Ook in de Nederlanden werd de kalender op verschillende
tijdstippen aanvaard door de diverse provincies. Groningen ging zelfs weer terug
naar de Juliaanse kalender om ruim honderd jaar later wederom de Gregoriaanse
kalender te aanvaarden.
Zeeland, Brabant en de Staten-Generaal: Holland: Limburg en de zuidelijke provincies: Groningen: Groningen: Groningen: Gelderland: Utrecht en Overijssel: Friesland: Drenthe: |
14 december 1582 werd gevolgd door 25 december 1582 1 januari 1583 werd gevolgd door 12 januari 1583 20 december 1582 werd gevolgd door 31 december 1582 10 februari 1583 gevolgd door 21 februari 1583 Ging weer terug naar de Juliaanse kalender in de zomer van 1594 31 december 1700 werd gevolgd door 12 januari 1701 30 juni 1700 werd gevolgd door 12 juli 1700 30 november 1700 werd gevolgd door 12 december 1700 31 december 1700 werd gevolgd door 12 januari 1701 30 april 1701 gevolgd door 12 mei 1701 |
Bij het vermelden van resoluties en dergelijke
worden daarom soms 2 data gebruikt. De eerste datum is de datum van het moment
van uitvaardigen in de betreffende provincie. De tweede datum is de Gregoriaanse
kalender datum zoals deze reeds in 1582 was aangenomen door de Staten-Generaal.
Het munthuis
In de periode tot het aantreden van Caspar Boom als muntmeester is gebruik
gemaakt van een pand aan de schoolholm als munthuis. Dit pand werd gehuurd van
vaandrig en schrijver Johan Hubbelinck20. Na het definitief
aantreden van Boom werd als munthuis een woning aan de beplante Ossenmarkt ingericht. Deze woning
werd van 1673 tot 1683 gehuurd en daarna aangekocht van luitenant-generaal Rabenhaupt. Deze was één van de verdedigers van Groningen tijdens het beleg
van de bisschoppen van Keulen en Munster (bommen Berend) in 1672.
Ook het provinciale munthuis van Groningen en de Ommelanden is nooit van grote betekenis geweest, in 1694 werd het
munthuis alweer gesloten. In deze periode zijn er niet veel munten geslagen,
alleen wat zilveren dukaten, florijnen, schellingen, wapenstuivers en halve
wapenstuivers. Wel werden er aardig wat koperen duiten geslagen op naam van de
Groninger Ommelanden. Tenslotte zijn er sporadisch
nog wat munten geslagen in het munthuis van Overijssel te Kampen en in dat van
Gelderland te Harderwijk. In 1738 zijn er te Kampen bezemstuivers geslagen en te
Harderwijk in 1765 bezemstuivers en 1770-1772 duiten met het muntmeesterteken
boom.
MUNTMEESTERS: |
VAN - TOT: |
MUNTMEESTERTEKEN: |
Te
Appingedam: Hendrick Velthuysen Te Gorinchem: Hendrick Velthuysen Anna van Wissel Adriaen van Meerlandt Te Culemborg: Hendrik Craeyvanger Te Groningen: Hendrick Sluiter Caspar Boom David Hagenet Assuerus Vosdinck Te Kampen: Coenraad Hendrik Cramer Te Harderwijk: Carel Christiaan Novisadi | 1579 - 1580 1584 1584 - 1585 1585 1589 - 1591 1672 - 1673 1673 - 1677 1681 - 1688 1688 - 1692 1738 1758 - 1776 |
Lelie Lelie Lelie Zuil Als waarnemer voor Caspar Boom Bloem Rozet (uit zijn familiewapen) Hondje (ook vermeld te Deventer 1682) Kraanvogel Boom |
De eerste muntmeesters voor de
Ommelanden te Appingedam, Gorinchem en Culemborg zijn enkele lieden geweest
die het met de muntwetten niet zo nauw namen. Deze lieden werkten dan ook vaak
in obscure munthuizen die elke controle van buitenaf tegenhielden. Zo was de
eerste muntmeester te Appingedam, Hendrik Velthuysen, muntmeester geweest van
de hagemunt van de heren van Batenburg. De muntmeester Hendrik Craeyvanger die
te Culemborg werkzaam was voor de Ommelanden was volgens zeggen koopman te
Amsterdam. Uit enkele proces stukken komt echter zijn naam naar boven bij een
strafzaak uit 1587 tegen ene Egbert Cloot. Deze bleek in te wonen bij Hendrik
Craeyvanger en was hoofd van een clandestiene munt te Amsterdam.
Waarschijnlijk konden de Ommelanden geen andere muntmeester vinden en waren
zij voor wat betreft het muntgebeuren nog totaal onervaren. Mogelijk had ook
de stad waar de munt gevestigd werd een woordje mee te spreken in de
aanstelling van de muntmeester. De muntmeesters van de
gewestelijke Ommelander munt te Groningen zijn ook niet altijd even eerlijk
geweest. In 1680 werd een overeenkomst aangegaan met David Hagenet, de
gevluchte muntmeester van de opgeheven geoctrooieerde munt van Enkhuizen. De
Staten-Generaal protesteerden fel tegen deze benoeming maar de Staten van de
Ommelanden trokken zich er niets van aan. Hij betaalde de Ommelanden een
afkoopsom voor de sleischat en zorgde zelf voor alle betalingen aan het
personeel en materieel. Hij kon op deze wijze bijna alles in eigen beheer
regelen en zal flink winst gemaakt hebben ten koste van de kwaliteit van de
munten. Muntmeester Assuerus Vosdinck
werd in 1688 aangenomen als muntmeester van de Ommelanden6. Mr. H.O. Feith7 bericht dat er in 1693
beroering ontstond over de provinciale duiten die hij had geslagen. De Duiten
van 1691 werden in 1693 door de Staten-Generaal per plakkaat verboden
verklaard.8 Als gevolg hiervan
zou de muntmeester op de Aapoort gevangen zijn gezet door de stad en later uit
de Ommelanden zijn verbannen. De duiten die nog in voorraad
waren en door het plakkaat van 1693 waardeloos waren geworden heeft men
omgesmolten tot stukken geschut. Ommelander duiten van 1691 zijn echter voor
zover ik weet nooit gesignaleerd.
STEMPELSNIJDERS: |
VAN -
TOT: |
Jan de
Booser16 Thomas Jan Walter |
1672 - 1693 1767 - 1787 |
WAARDIJNS: |
VAN
- TOT: |
Gerhard ten Berge Jonker Bernhard Conders van Vervou J. van Julsingha Frederik Coenders van Helpen9 |
1672 - ?? Namens de stad Groningen 1672 - ?? Namens de Ommelanden ?? - ?? 1681 - 1686? |
ESSAYEURS: |
VAN
- TOT: |
Jacobus van
Zee Menso Altingh Wilhelmus a Wullen |
1672 - 1673 1673 - ?? 1681 - 1693? |
Wapens van de Groninger
Ommelanden
De munten die in de beginperiode
van 1579-1580 te Appingedam zijn geslagen vertonen een wapenschild (1) met
hierin de wapens van Fivelgo, Hunzingo, Humsterland, Langewold, Vredewold en
de Ommelanden. Het wapen van de Ommelanden (2) is opgebouwd uit drie scheef
geplaatste blauwe lijnen welke de drie belangrijkste wateren in het gebied van
de Ommelanden voorstellen. In de witte banen daartussen zijn in totaal elf rode
harten afgebeeld. Één voor elke deelnemer aan de staten
der Friese Ommelanden tussen Eems en Lauwers.
Het wapen (3) zoals we dat aantreffen op de munten uit de provinciale muntperiode te Groningen en Harderwijk, is samengesteld uit de wapens van de Ommelanden en de stad Groningen. Het wapen van Groningen is de Duitse rijksadelaar met op zijn borst het stadswapentje van Groningen.
GROM.1: (biljoen) Anderhalve plak, oord of magermanneke.
VOORZIJDE: Een leliekruis in een binnen cirkel, de
uiteinden van het kruis breken door de binnen cirkel heen. In het centrum van
het kruis een ster en in de vlakken van
het kruis staat om en om een cirkel en klaverblaadje.
TEKST: .MO. NO. / .STAT. / .FRI. / .SIÆ. (of variant). Dit is voluit: moneta nova stationis Frisiæ, en betekent: nieuwe munt van het gewest Friesland.
KEERZIJDE: Een gekroond wapenschild met zes kwartieren. In de kwartieren de wapens van Fivelgo, Hunzingo, Humsterland, Langewold, Vredewold en die van de Ommelanden.
TEKST: INT. AMA. Z. LAVBACVM. (of variant). Dit is voluit: inter Amasum et Laubacum, en betekent: tussen Eems en Lauwer.
Hendrick Velthuysen, mmt. lelie (niet op deze munt).
ZJ R3 (ca.
1579-1580)
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: .MO.NO. / .STAT. / .FRI. / .SIÆ.
KZ: a: INT. AMA. Z. LAVBACVM.
Info:
Variant Aa (ZJ), afbeelding VCCI 53 nr.400.
ZJ slechts enkele (particuliere) collecties
Deze munt is een zilverhoudend oortje of magermanneke van zeer laag
gehalte (biljoen) zoals deze ook door de stad Groningen werden geslagen. Deze munt is geslagen te Appingedam maar is nog niet echt
van de Groninger Ommelanden zoals die later opgericht zijn. De tekst op de
voor en keerzijde moet gelezen worden als een geheel. Je krijgt dan: nieuwe
munt van het gewest Friesland tussen Eems en Lauwer.
GROM.2: duit.(V.183.2
- PW 8001/8002)
VOORZIJDE: GRON. ET.OML in twee regels met daaronder het jaartal. Dit betekent: Groningen en Ommelanden.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild van de Groninger Ommelanden, aan weerszijden heeft het wapen versieringen.
Caspar Boom, mmt. bloem (niet op de duiten gebruikt).
1673 R2 1676 N
1674 N 1677
U
1675 N
Bekende afslagen etc.
1674 R4
(goud)
1675 X (goud)
1676 R4 (goud)
1677 R4 (goud)
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: GRON. / ET.OML / (jaartal)
B: GRON / ET.OML / (jaartal)
C: GRON / ET OML / (jaartal)
D: GRON / ET OML / :(jaartal)
E: GRON / ET.OML / .(jaartal)
F: GRON. / ET.OML. / .(jaartal).
G: GRON / ET.OML. / (jaartal)
H: GRON / ET OML / (jaartal).
I: GRON / EN.OML / (jaartal)
J: GRON. / EN.OML. / (jaartal)
K: GRON / E(T over N).OML / (1674)
L: GRON. / ET OML. / 1674
M: GRON. / ET OML. / .(jaartal).
KZ: a:
Gesloten kroon boven het wapen (dichte beugel, soms met daarboven parels).
b: Open kroon
boven het wapen (alleen parels).
Variant CaI (1673), collectie Groninger museum
Variant BbI (1674), afbeelding VCLS 24 nr.877.
Variant BbII (1674), afbeelding JMP 87 (2000) blz.69.
Variant CbI (1674), particuliere collectie.
Variant CbI (1674), particuliere collectie.
Variant JbI (1674), particuliere collectie.
Variant FbI (1674 goud), afbeelding JMP 87 (2000) blz.69.
Variant KbI (1674), particuliere collectie.
Variant LaI (1674), particuliere collectie.
Variant MbI (1674), particuliere collectie.
Variant AbI (1675), particuliere collectie.
Variant FbI (1677 goud), afbeelding VCLS 24 nr.850.
1673 PW 8001
1674 diverse (particuliere) collecties
1675 diverse (particuliere) collecties
1676 diverse (particuliere) collecties
1677 particuliere collectie
1674 (goud 3,83 gram) KPK
1675 (goud 3,83 gram) PW 8002.1
1676 (goud) website numismatische kring Groningen
1677 (goud 3,40 gram) PW 8002.2
1677 (goud 3,83 gram) VCLS 24 nr.850
VOORZIJDE: GRON. ET.OML in twee regels met daaronder het jaartal. Dit betekent: Groningen en Ommelanden.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild van de Groninger Ommelanden, aan weerszijden van het wapen zit nu geen versiering meer.
David Hagenet mmt. rozet.
1681 R
1682 N
1684 N
1685/84 R3
1685 N
Bekende afslagen etc.
1681 X
(vierkant
muntplaatje)
1682 R4 (vierkant
muntplaatje)
Assuerus Vosdinck mmt. hondje (niet gebruikt op de duiten).
1692 N
1692/1992 R3
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A:
/ GRON. / ET.OML. / (jaartal) /
B: GRON / ET.OML / (jaartal)
C: GRON / ET oML
/ (jaartal)
D: / GRON
/ ET OML / (jaartal) /
E: /./
GRON / ET.OML / (jaartal) /
F:
/ GRON. / ET.OML / (jaartal)
Info:
Variant A (1682), particuliere collectie.
Variant F (1682), particuliere collectie.
Variant C (1692), particuliere collectie.
1681 diverse (particuliere) collecties
1682 diverse (particuliere) collecties
1684 diverse (particuliere) collecties
1685/84 particuliere
collectie
1685 diverse (particuliere) collecties
1692 diverse (particuliere) collecties
1692/1992 Henzen december 2000 nr.1395
1681 (vierkant muntplaatje 3,60 gram) PW 8003.1
1682 (vierkant muntplaatje 3,60 gram) afbeelding muntkoerier.
Mr. H.O. Feith11
vermeldt ook duiten van 1686, 1688 en 1691. Bij de duit met het jaar 1691
merkt hij op dat deze per plakkaat van 21 februari 1693 door de
Staten-Generaal verboden werden verklaard en dat zij daardoor zeer weinig
voorkomen. Deze jaartallen zijn voor zover ik weet nooit gesignaleerd. Het
door hem aangehaalde verbodsplakkaat van de Staten-Generaal toont inderdaad
een duit van de Groninger Ommelanden met het jaartal 1691 (zie volgende
pagina)12.
Dit zal hoogst waarschijnlijk op een misverstand berusten. De afbeeldingen in
de plakkaten staan er namelijk om bekend dat zij niet uitblinken in
accuratesse. De punt in de O van OML bij variant C is mogelijk een
centreerpunt voor de stempelsnijder. Sporadisch komen er duiten van dit type
voor met een klop van de stad Deventer (adelaar). Deze klop dateert uit de
periode van de kopergeld hervorming van 1702. De stempelverandering 1692/1992
betreft een herstelde vergissing van de stempelsnijder.
In een
plakkaat van
21 februari 1693 van de Staten-Generaal werd het verboden om ongemunte duitplaatjes afkomstig uit Hamburg als duit aan de man te
brengen. Ook duiten van de Groninger Ommelanden van het afgebeelde type werden
verboden verklaard. Onlangs is op internet een duit met het jaartal 1682
verkocht welke een vreemde, met hoge waarschijnlijkheid particulier
aangebrachte, klop heeft. Zie hier een afbeelding.
Een duit hier is ook bekend geworden met de klop adelaar welke met hoge
waarschijnlijkheid te Deventer is aangebracht rond 1702 ten tijde van de
grote kopergeld sanering, zie ook bij Deventer. Bij een stempel is precies
een kop van de adelaar weggevallen waardoor deze maar een kop heeft, zie hier
een afbeelding. Waarschijnlijk
was het ponsoen met de adelaar beschadigt geraakt.
GROM.4: duit.(V.183.4
- PW 8004.1)
VOORZIJDE: GRON. en OMMEL in drie regels met
daaronder het jaartal. Boven GRON. staat het muntmeesterteken boom tussen twee
sterren. Alles uitgevoerd in kleine letters.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild van een nieuw model met het wapen van de Groninger Ommelanden. Langs de beide zijden van het wapen loopt een vlamversiering.
Carel Christiaan Novisadi, mmt: (boom).
1770 N
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *
* / GRON. / E.N / OMMEL. / (jaartal)
Info:
Variant A (1770), particuliere collectie.
1770 diverse (particuliere) collecties
Groningen en de Ommelanden hadden sinds het verbod op hun
duiten door de Staten-Generaal van 21 februari 1693 geen duiten meer geslagen.
De stad Groningen maar vooral het platteland zullen overspoeld zijn geraakt
met duiten uit alle windstreken die vaak elders geweerd werden. Op 7 juni 1769
publiceerde de stad Groningen een plakkaat waarin de duiten buiten de zeven
verenigde provincies geslagen voor verboden werden verklaard13.
Op 30 juli 1770 verscheen een nieuw plakkaat14.
In dit plakkaat werden alleen de duiten van Holland, West-Friesland en
Friesland voor volwaardig toegelaten. De duiten van de overige provincies
werden in waarde gehalveerd. Na 1 maart 1771 zouden alleen nog maar duiten
gangbaar zijn met het wapen van de Provincie Stad en Lande. Men was in
juli 1770 dus reeds bezig met het aanmaken van de nieuwe duiten van dit en het
volgende type. Deze duiten zijn voor de Ommelanden geslagen op de Gelderse
munt te Harderwijk. Dit type heeft kleine cijfers en letters in de
tekst.
GROM.5: duit.(V.183.5
- PW 8004)
VOORZIJDE: GRON. EN OMMEL in drie regels met daaronder het jaartal. Boven GRON. staat het muntmeesterteken boom tussen twee sterren. Alles uitgevoerd in grote letters.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild verdeelt in vier vlakken met het wapen van de Groninger Ommelanden. Langs beide zijden van het wapen loopt een vlamversiering.
Carel Christiaan Novisadi, mmt: (boom).
Bekende afslagen etc.
1771 R (zilver)
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *
* / GRON. / E.N / OMMEL / (jaartal)
B: *
* / GRON / EN / OMMEL / (jaartal)
C: *
* / GRON. / E.N. / OMMEL / (jaartal)
D: *
* / GRON. / EN / OMMEL / (jaartal)
Info:
Variant D (1770), particuliere collectie.
Variant A (1771), particuliere collectie.
Variant D (1771), particuliere collectie.
Variant A (1771 zilver), afbeelding jaaroverzicht 1987
blz.206
Variant A (1772), particuliere collectie.
1770 diverse (particuliere) collecties
1771 diverse (particuliere) collecties
1772 diverse (particuliere) collecties
1771 (zilver) VCLS 24 nr.876
De punt tussen de E en N bij de varianten A en C is een
centreerpunt voor de stempelsnijder. Deze duiten zijn voor de Ommelanden
geslagen op de Gelderse munt te Harderwijk.
In het plakkaat van 30 juli 1770 werd al aangegeven dat na 1 maart 1771
alleen duiten van de ommelanden geldig zouden zijn. Op 20 mei 1779 moest dit
middels een nieuw plakkaat nog eens onder de aandacht worden gebracht omdat
wederom andere duiten in de omloop werden gesignaleerd15
.
Noten:
1: Veel informatie is
ontleend aan Mr. H.O. Feith Het Muntregt der Ommelanden, Groningen
1857
en Mr. H.O. Feith Oude munten uit Groningen en Ommelanden, Heruitgave
van muntenhandel Groningana 1977.
2: Dr. H. Enno Van Gelder De zogenaamde uniemunten van 1579,
JMP 70 blz 23.
3: Drs. A.T. Puister Jaarboek munt en penningkunde 73 blz.8.
4: Al op 5 oktober 1579 had het college van Gedeputeerden tot de
Nadere Unie besloten om aan de stadhouders
van Gelderland en Groningen een brief te sturen met het verzoek om
de muntmeesters te bevelen "dat zy met het
slaen ende munten van de rozenobels ende nyeuwe daelders
supersederen ende haer stempels inhalen ter
tyt ende wylen dat by de generaelen van de provinciën de
differenten opt stuck van de munte sullen geliquideert
ende sich metten anderen dienaengaende verdragen ende geconformeert
zullen hebben".
Dr. H. Enno Van Gelder De zogenaamde uniemunten van 1579,
JMP 70 blz 28.
5: Met ingang van 6 januari 1580 was een nieuwe regeling voor
alle Nederlanden van kracht geworden. Het heffen
van reserve op de muntslag werd verboden en de aanmunting van
zilveren Philipsdaalders en gouden kronen als vóór
de oorlog zou overal worden hervat. De stempels van alle andere
soorten zoals leeuwendaalders, Statenmunten en
Uniemunten moesten worden vernietigd. Dr. H. Enno Van Gelder De
zogenaamde uniemunten van 1579, JMP 70 blz 28.
6: In Gens Nostra
jaargang 18 no.5, mei 1963 staat vermeld dat hij geboren was te Oldenzaal in
1646. Hij
woonde na 1652 met zijn ouders te Bentheim (Duitsland) en
werd in 1671 vermeld te Amsterdam als
"hoedecramer van Bentem". In 1676 werd hij burger
van Kampen en verkreeg in 1682 samen met Paulus
Sluysken toestemming om de munt te Deventer te heropenen. Hij
wordt te Deventer niet verder genoemd
en schijnt in 1684 terug te zijn gegaan naar Bentheim.
7: Mr. H.O. Feith Oude
munten uit Groningen en Ommelanden
Heruitgave van muntenhandel Groningana 1977.
8: Mr. H.O. Feith geeft bij het jaartal 1691 de opmerking dat deze in 1693
verboden werden door de
Staten-Generaal en dat zij daardoor niet veel voorkomen. In
andere literatuur komt een duit van dit jaar
niet voor. Of de overige jaren ook onder dit verbod vielen
vermeld hij niet echt duidelijk.
9: Geboren 1631en was
heer van Zuidwolde, Adorp en Harssens. In 1689 werd zijn "huis Beijum"
publiek
verkocht door zijn
schuldeisers. In 1690 trad hij in Franse dienst en werd vanwege heulen met de
Franse
vijand van al zijn
rechten vervallen verklaard. Hij overleed te België of Frankrijk.
10: Mr. H.O. Feith Oude munten
uit Groningen en Ommelanden
Heruitgave
van muntenhandel Groningana 1977.
11: Mr. H.O. Feith Oude munten
uit Groningen en Ommelanden
Heruitgave van muntenhandel
Groningana 1977.
12: Afgebeeld is een kopie naar het Groot Placaet-boeck IV - 673.
Meer info bij
Dr. H. Enno van Gelder, catalogus gedrukte muntplakkaten nr.506.
13: Plakkaat van de stad Groningen van 7 juni 1769, in het plakkaat wordt
verwezen naar een eerder plakkaat
van 13 juli
1764 welke ik niet heb kunnen terug vinden. Meer info bij Dr. H. Enno van
Gelder, catalogus
gedrukte
muntplakkaten nr.952.
14: Plakkaat van de stad Groningen van 30 juli 1770, een origineel
plakkaat
aanwezig in de verzameling van het KPK te Leiden.
Meer info bij
Dr. H. Enno van Gelder, catalogus gedrukte muntplakkaten nr.953.
15: Plakkaat van de stad Groningen van
20 mei 1779, een origineel
plakkaat
aanwezig in de verzameling van het KPK te Leiden.
Meer info bij
Dr. H. Enno van Gelder, catalogus gedrukte muntplakkaten nr.954.
16: Jan de Booser is naar voren gekomen als stempelsnijder over deze
periode door een onderzoek van de
heer J.C. van der Wis. JMP 87 (2000)
blz.65-74, Jan de Booser sneed het Ommelander wapen “op hoger
handt” en nog veel meer.
17: Zie hierover een artikel door de heer J.C. van der Wis in JMP 87 (2000)
blz. 65-74, Jan de Booser sneed
het Ommelander wapen “op hoger handt” en nog veel
meer. (een exemplaar is ook vermeld in VCLS
24 nr.879).
18: J.C. van der Wis in JMP 89 (2002)
blz. 1-38, Analyse van een Gronings twijfelgeval van 1672 ofwel "thoen
sloeg men vierkant gelt tot een gedagtenis".
19: Met dank aan de website
http://www.astro.uu.nl/~strous/AA/nl/antwoorden/moderne_kalenders.html
20: J.C. van der Wis in JMP 89 (2002)
blz. 22-23, Analyse van een Gronings twijfelgeval van 1672 ofwel "thoen
sloeg men vierkant gelt tot een gedagtenis".