Voor- en keerzijde van een duit van de provincie Overijssel. De munt is geslagen
in 1702 onder muntmeester Diederik van Romond. Stempelsnijder was toen
Jacobus Veen. Op de voorzijde de tekst OVERYSSEL met daaronder het
jaartal. Op de keerzijde een gekroond wapen met de Overijsselse leeuw met
op de achtergrond golvende lijnen welke de rivier de IJssel voorstellen.
Deze duit is voorzien van de klop "gekroond Zwols
wapenschildje". Het hoe en waarom van deze klop is niet met zekerheid
bekend. De eerste duiten van 1702 zijn geslagen door muntmeester Diederik van
Romond Sr. mogelijk
te Kampen. Diederik
overleed echter
ergens in
1702 waarna mogelijk zijn zoon Diederik Jr. zijn werk heeft
voortgezet. Heeft de klop mogelijk te maken met de uiteen lopende
gewichten van deze duiten? Het wegen van drie (ongeklopte) duiten met het
jaartal 1702 leverde uiteenlopende gewichten op. Een exemplaar woog
slechts 1,7 gram terwijl twee andere exemplaren 3,3 en 3,15 gram wogen.
Een geklopt exemplaar had een gewicht van 3,15 gram en een exemplaar met
het jaartal 1703 het gewicht van 3,7 gram. Mogelijk ontstonden problemen
met deze duiten en wilde het publiek ze niet gaarne aannemen waarna
besloten werd tot kloppen om een zekere garantie te geven. Het kleine
aantal geklopte exemplaren dat nu is overgebleven spreekt echter tegen
deze theorie. Een
andere mogelijkheid
is dat de klop is
ontstaan in de
periode na het
overlijden van
Diederik van
Romondt Senior en
het in dienst
treden van zijn
zoon Diederik
Junior. De positie
van de klop, over
het
muntmeesterteken
heen, is misschien
te verklaren als
een teken dat er
geen muntmeester
verantwoordelijk
was maar de stad
zelf tot dat er
weer een nieuwe
muntmeester
aanwezig was. Men
had immers dringend
behoefte aan het
nieuwe kopergeld
vanwege de grote
kopergeld sanering.
Het overlijden van
de muntmeester kwam
dus wel heel slecht
uit. Waarom is er
een Zwols
wapenschildje als
klop gebruikt en
niet iets dat is
terug te voeren
naar de stad
Kampen? Mogelijk
was Diederik van
Romondt Junior
woonachtig te
Zwolle en wilde
daar het werk van
zijn vader
voortzetten. Zijn
beide muntbussen
zijn namelijk
geopend te Zwolle
en niet te Kampen.
De stad heeft de
muntmaterialen van
het stedelijke
munthuis nog in
bezit gehad zodat
het geen probleem
hoefde te zijn om
in Zwolle voor
Overijssel te
kunnen munten.
Mogelijk zijn er
partijen duiten van
Kampen naar Zwolle
overgebracht en
uitgegeven voorzien
van een klop Zwols
stadswapen totdat
de munt weer in
bedrijf zou komen.
Bewijzen dat de
munt in die jaren
mogelijk te Zwolle
verbleef zijn
aantekeningen van
A.O. van Kerkwijk
gemaakt uit
resoluties van de
Staten-Generaal. Op
10 juni 1702 werd
aan Anthony Grill
en Jacobus Vermaten
(beiden kooplieden
te Amsterdam)
toestemming
verleend om elk
25000 pond koperen
muntplaatjes in te
voeren vanuit
Hamburg naar
Zwolle. De plaatjes
gingen nu dus niet
meer naar Kampen.
Van deze 50000 pond
koper werd een
gedeelte weer
doorverkocht. Dit
blijkt uit een
resolutie van 6
juli 1702. Er werd
een paspoort
verleend aan de
oude muntmeester
Valckenier (te
Leeuwarden) om
10000 pond koperen
plaatjes van Zwolle
naar Friesland te
mogen
transporteren. Op 1
september 1702 werd
nog eens een
paspoort verleend
aan Anthony Grill
om 25000 pond
koperen plaatjes
van Hamburg naar
Zwolle te
transporteren. Het
ontstaan van deze
klop blijft wazig
maar duidelijk is
wel dat hij zeker niet veel
voorkomt. Duiten
met deze klop worden slechts zelden in de handel aangetroffen. |