Aanvulling frankeerzegels "bontkraag":
Opruimingsuitgifte 1920:
015 - 10 gulden roodoranje, lijntanding 11½.
Versierde rand met beeltenis van koningin Wilhelmina. Voorzien van
opdruk 2.50. Oplage: ca. 75.650 stuks.
De zegels ter waarde van 10 gulden uit de serie
"bontkraag" en uit de jubileumserie van 1913 waren meer een prestige
waarde dan dat zij een groot postaal nut had. De posterijen bleven
dan ook met grote restvoorraden zitten. In april 1920 werden zij
retour gezonden naar Haarlem waarna in boekdruk een zwarte opdruk
2.50 op de zegels werd gedrukt. Vanaf 17 augustus 1920 werden zij
tegen die waarde verkocht aan de loketten. Einde geldigheid van deze
overdrukte zegels werd bepaald op 31 december 1935.
Ontwerp van de overdruk van K.P.C. te Bazel.
0104 - 10 gulden oranje, lijntanding 11.
Afbeelding van koningin Wilhelmina met bontkraag. Voorzien van
opdruk 2.50. Oplage: ca. 51.800 stuks.
0076 - 60 cent olijf en groen, diverse tandingen.
Afbeelding van koningin Wilhelmina met bontkraag. Oplage: 10.941.900 stuks.
0073 - 40 cent groen en oranje, kamtanding 12½.
Afbeelding van koningin Wilhelmina met bontkraag. Oplage: 13.856.600 stuks.
In 1920 werd de bontkraag serie wederom
uitgebreid, nu met 2 nieuwe waarden van 40 en 60 cent. Deze waren
nuttig geworden na de invoering van de postwet van 1 februari 1919 waarbij het
1e tarief voor postpakketten werd
verhoogd van 20 naar 40 cent en het derde tarief van 30 naar 60 cent. Het 2e tarief
werd verhoogd van 25 naar 50 cent maar een zegel met deze waarde bestond reeds.
Door deze verhoging was de zegel van 30 cent overbodig geworden
waardoor men deze als tussenoplossing uitbracht met opdruk 40 en 60
cent totdat deze zegels werden uitgegeven. Einde geldigheid van deze zegels was
ook bepaald op
31 december 1935.
De zegel van 60 cent is uitgegeven met de volgende
tandingen:
Lijntanding A: 11½ x 11
0076A - 60 cent
Lijntanding B: 11½
0076B - 60 cent
Kamtanding D: 12½
0076D - 60 cent