Uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden met het woord mijt

De voorbeelden zijn gepubliceerd door J.E. ter Gouw in het Tijdschrift voor Munt en Penningkunde 1903 blz.135-136.

"Coomt binnen dan; verteert en wert hier niet een myt"

"Hij beet van pijn, dat hem de tanden knarsten,
noch leet hij niet een mijt"

"Al wat hij ons verbo, wij achtent niet een mijt"

"Maar ghy sullet mij leenen,
om die vrouwen te betalen daer met
niet 'en mijte in vieren ghesplet"


Gierigaard = mijtsplijter
"Maer ten zijn maer splijtmijten sonder delaey,
die den spaerpot bewaren dien sy dienen.
Oock noempt men hem met een verwydelyck rumoer,
halsbandt, tayaerdt, splijtmijte, vilt, rekel en loer"

In de Zaanstreek bestond begin 20e eeuw nog het woord nietemijtig
voor: nietig, gering.