De V.O.C. duiten
In de periode 1594-1602 werd er door diverse zogenaamde “compagnieën van verre” handel
gedreven in de oost. Deze diverse zelfstandige ondernemingen waren vaak verwikkeld in felle
onderlinge concurrentie wat nadelig was voor de winst. Van overheidswege werd daarom
besloten om één enkele maatschappij op te richten. In 1602 ontstond zo de Verenigde Oost-Indische Compagnie (V.O.C.) die het alleenrecht verkreeg in Nederland om handel te drijven met
Azië. In 1799 hield de V.O.C. op te bestaan.
Door de “compagnieën van verre” werd gehandeld met o.a. Spaanse realen (Spaanse matten) die
zelfs werden nageslagen te Dordrecht en Middelburg. De latere V.O.C. gebruikte ook de realen
en verder de Nederlandse gouden en zilveren munten van hoge waarde die ook hier in omloop
waren. Voorbeelden hiervan zijn de gouden dukaten en zilveren leeuwendaalders, rijders en
rijksdaalders. Bij grote schaarste aan gemunt geld werd ook wel toestemming gegeven om baren
goud en zilver uit te voeren. Vanwege de behoefte aan kleingeld werden later ook schellingen,
dubbele stuivers, stuivers en sinds 1724 duiten naar de oost gebracht. Deze eerste zending duiten
waren van het gewone Hollandse type uit het munthuis te Dordrecht. Een duit was in Azië echter
¼ stuiver waard in plaats van ⅛ stuiver, hij was daar dus het dubbele waard. Dit nodigde uit tot
omvangrijke illegale handel van duiten naar Azië waardoor al snel besloten werd om een eigen
V.O.C. type te gaan maken. Alleen dit eigen type werd gangbaar verklaard. Op de meeste van
deze duiten staat op de keerzijde alleen het wapen van de provincie waar de duiten geslagen zijn
en verder geen tekst. Op de voorzijde staat het V.O.C. monogram met daaronder het jaartal. Dit
nieuwe type werd in 1726 voor het eerst geslagen. Tevens zijn er sinds 1749 halve duiten
geslagen echter in mindere mate. Omdat deze duiten bedoeld waren voor de oost en daar het
dubbele waard waren is het niet verwonderlijk dat V.O.C. duiten hier niet of nauwelijks worden
teruggevonden in de bodem. De weinige exemplaren die hier gevonden worden zijn meestal
verloren door b.v. zeelieden en handelaren van de V.O.C. De V.O.C. duiten zijn niet zeldzaam
en komen tegenwoordig in grote hoeveelheden weer terug naar Nederland uit diverse Aziatische
landen (b.v. Indonesië).
Smokkel
Hierboven werd al de smokkel van duiten naar de oost besproken maar reeds vroeg in de 17e
eeuw werden er door de bemanningen van de V.O.C. schepen grote hoeveelheden zilveren
munten meegesmokkeld. De grote zilverstukken werden in de republiek tegen een vastgestelde
koers in omloop gebracht, een leeuwendaalder had bijvoorbeeld een waarde van 63 stuivers.
Door de stijging van de zilverprijs stegen echter de muntstukken in werkelijke waarde doordat
zij meer zilver bevatten dan de afgesproken koers van 63 stuivers. Zo was een leeuwendaalder op een bepaald moment werkelijk 65 tot 66 stuivers waard. Deze
munten verdwenen dan al snel uit de omloop en werden vaak alleen nog maar gebruikt door de
V.O.C. om hiermee in Azië te handelen. In Azië werd namelijk niet met de afgesproken koers
gerekend maar met de werkelijke zilverwaarde van de munten. Het gevolg hiervan was dat in de
17e en begin 18e eeuw er door de bemanningen van de V.O.C. schepen grote hoeveelheden
zilveren munten werden meegesmokkeld. Zij wisselden deze munten bij de kassiers van de
compagnie tegen de gunstiger koers die in Azië werd gehanteerd en kregen een wissel
(ontvangstbewijs) op patria. Deze wissel lieten zij dan weer uitbetalen als zij terugkwamen in de
republiek, op deze wijze verdienden zij 1 tot 2 stuiver per muntstuk. De V.O.C. wilde echter alle
winst die te behalen was op welke wijze dan ook voor zich zelf houden en verbood dit
omwisselen, maar hier werd aardig de hand mee gelicht. Dit was voornamelijk de reden dat het
V.O.C. geld voortaan apart werd besteld bij de munthuizen en dat de munten van een afwijkend
type waren met het V.O.C. monogram er in verwerkt. Voortaan mochten alleen deze munten
omgewisseld worden bij de kassiers.
De grote sommen geld van de V.O.C. moesten vanuit de Nederlanden vervoerd worden naar
verschillende bestemmingen in Azië. Soms echter kwam een schip nooit aan omdat het
overvallen werd of het was in een storm vergaan. Dit was een enorm verlies omdat deze schepen
op de heenweg vaak kisten vol gouden, zilveren en koperen munten aan boord hadden. Als nu
tegenwoordig zo'n V.O.C. schip word teruggevonden op de zeebodem dan betekent dat een rijke
buit voor de vinders. Het is zelfs wel eens voorgekomen dat er in een teruggevonden V.O.C.
schip, namelijk de Akerendam, de gehele oplage is teruggevonden van de Utrechtse gouden
dukaat uit 1724. Dit jaartal was tot die tijd nooit bekend geweest.
VOC.12: West-Friesland halve duit.(Scholten 379-380)
VOORZIJDE: Het V.O.C. monogram met daarboven een scheepje, onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen van West Friesland.
Muntmeester Pieter Buijskes (1761-1781), mmt: haringbuis. | |
1769 N | a: Scholten 379 |
1770 N | a: Scholten 380 |
Info:
Er zijn volgens Scholten (blz.54) halve duiten gesignaleerd van 1778, 1786 en 1787 maar deze zijn door Moquette als vals bestempeld.
VOC.13: West-Friesland duit.(Scholten 209-210/214-218)
VOORZIJDE: Het V.O.C. monogram met daarboven een knolraap tussen vijfbladige rozetten, onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen van West Friesland.
Muntmeester Jan Knol (1715-1741), mmt: knolraap. | |
1729 N |
a: Scholten 209 b: VOC met grote O en C c: VOC met zeer dikke V |
1731 R | a: Scholten 210 |
1733 N |
a: Scholten 214, met kleine cijfers 3 in het jaartal b: Haarband van de kroon met grote ruiten |
1734 N |
a: Scholten 215 b: Kleine cijfers in het jaartal |
1735/34 | a: Scholten - |
1735
N |
a: Scholten 216 b: 6 balkjes in het wapenschild c: Schild anders d: Jaartal niet gescheiden |
1736/35 R2 | a: Scholten - |
1736 R2 |
a: Scholten 217, Jaartal met kleine cijfers b: De drie in het jaartal kleiner |
1737/36 R | a: Scholten - |
1737 S |
a: Scholten 218 b: Jaartal met kleine cijfers |
Bekende afslagen etc. | |
1721 (vals) | a: Scholten - / particuliere collectie |
1730 (goud) | a: Scholten 264 |
1731 (goud) | a: Scholten 265 |
Info:
Het jaar 1721 vals is aanwezig in een particuliere collectie.
VOC.14: West-Friesland duit.(Scholten 211-213)
VOORZIJDE: Het V.O.C. monogram met daarboven een knolraap tussen vijfbladige rozetten, onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond ingebogen wapen van West Friesland.
Muntmeester Jan Knol (1715-1741), mmt: knolraap. | |
1731 N |
a: Scholten 211, band van kroon geheel zichtbaar, jaartal
tussen vijfpuntige sterren b: Kroon zonder punten c: Alleen de voorzijde van de haarband van de kroon zichtbaar d: Geen balkjes in het wapen e: Het VOC monogram breed uitgevoerd f: Jaartal tussen vijfpuntige sterren met kleine 3 en kroon zonder punten g: Jaartal tussen punten met kleine 3 h: Jaartal tussen open rondjes met kleine 3 |
1732 R |
a: Scholten 212, jaartal tussen vijfpuntige sterren b: Jaartal tussen punten en 17 en 32 verder uit elkaar |
1733 R2 |
a: Scholten 213, jaartal tussen punten en met kleine cijfers 3. b: Als a maar kroon met driebladige fleurons zonder punten c: Als b maar kroon met punten |
Bekende afslagen etc. | |
1729 (goud) | a: Scholten 263 |
1731 (zilver) | a: Scholten 259 |
1736 (zilver) |
a: Scholten 260, met geribde rand b: Diameter 36 mm, een drievoudige buitencirkel en een opstaand randje |
VOC.15: West-Friesland duit.(Scholten 219-233)
VOORZIJDE: Het V.O.C. monogram met daarboven een haantje tussen punten, onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen van West Friesland.
Muntmeester Theunis Kist (1741-1761), mmt: haan. | |||
1743 R |
a: Scholten 219, dikke cijfers b: Als a maar punten in de kroon |
1750 N |
a: Scholten 226 b: Jaartal met grote 5 |
1744 N |
a: Scholten 220 b: Punten in de kroon c: mmt tussen rozetten d: Als c maar het wapen iets ingebogen |
1751 N |
a: Scholten 227 |
1745/43 | a: Scholten - | 1752 N | a: Scholten 228 |
1745 N | a: Scholten 221 | 1753/33 | a: Scholten - |
1746/45 |
a: Scholten - |
1753 N |
a: Scholten 229 b: Lange leeuwen en 53 hoger geplaatst |
1746
N |
a: Scholten 222 |
1754
N |
a: Scholten 230, cijfer 4 verschilt b: Langer wapenschild |
1747 N | a: Scholten 223 | 1755/45 | a: Scholten - |
1748 N | a: Scholten 224 | 1755 N | a: Scholten 231 |
1749 N | a: Scholten 225 | 1756 N | a: Scholten 232 |
Bekende afslagen etc. | |
ZJ (hybride KZxKZ) | a: Scholten 221c |
1745 (hybride VZxVZ) | a: Scholten 221b |
1746 (zilver) | a: Scholten 260A |
1747 (zilver) | a: Scholten - |
1748 (hybride VZxVZ) | a: Scholten 224b |
1752 (zilver) | a: Scholten 261 |
Info:
Er zijn volgens Scholten (blz.49) duiten gesignaleerd van 1757 maar deze zijn door Moquette als vals bestempeld.
VOC.16: West-Friesland duit.(Scholten
233-233b)
VOORZIJDE: Een versiering van takken met daarin het V.O.C. monogram. Boven het monogram een haantje tussen punten en onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen van West Friesland.
Muntmeester Theunis Kist (1741-1761), mmt: haan. | |
1756 S | a: Scholten 233 |
Bekende afslagen etc. | |
ZJ (hybride KZxKZ) | a: Scholten 233a |
1756 (hybride VZxVZ) | a: Scholten 233b |
1756(zilver) | a: Scholten 262a |
ZJ (zilveren hybride KZxKZ) | a: Scholten 262b |
1756 (hybride VZxVZ) | a: Scholten 262c |
VOC.17: West-Friesland duit.(Scholten 234-242)
VOORZIJDE: Het V.O.C. monogram met daarboven een scheepje tussen punten, onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen van West Friesland.
Muntmeester Pieter Buijskes (1761-1781), mmt: haringbuis. | |||
1764 R2 | a: Scholten 234 | 1768/67 S | a: Scholten - |
1765/56 |
a: Scholten - |
1768 S |
a: Scholten 238, mmt tussen rozetten en zonder buitenranden b: Idem maar met kleine 7 |
1765/64 |
a:
Scholten - |
1770 S |
a: Scholten 239, mmt tussen rozetten en zonder buitenranden b: Met breder VOC monogram |
1765 N |
a: Scholten 235, met buitenranden b: Mmt tussen rozetten en zonder buitenranden |
1771/70 S |
a: Scholten 240b |
1766 N |
a: Scholten 236, met buitenranden b: Mmt tussen rozetten en zonder buitenranden c: Mmt tussen rozetten met buitenranden d: Mmt tussen rozetten en kz met buitenranden |
1771 N |
a:
Scholten 240, met breder VOC monogram |
1767/66 | a: Scholten - | 1772 N | a: Scholten 241, met breder VOC monogram |
1767
N |
a: Scholten 237, mmt tussen rozetten en zonder buitenranden b: Idem maar met kleine 7 |
1773 R |
a: Scholten 242, met breder VOC monogram |
Bekende afslagen etc | |
1765 (vals) | a: Scholten - |
Info:
Het jaar 1765 vals is aanwezig in een particuliere collectie.
VOC.18: West-Friesland duit.(Scholten 243-258)
VOORZIJDE: Het V.O.C. monogram met daarboven een vijfbladige rozet tussen punten, onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen van West Friesland.
Muntmeester Pieter Buijskes (1761-1781), mmt: haringbuis. | |||
1776/73
R2 |
a: Scholten 243b |
1778 N |
a: Scholten 245, met breder VOC monogram b: Zie 1778/77 |
1776 N | a: Scholten 243, met breder VOC monogram | 1779/78 S | a: Scholten - |
1777/76 S |
a:
Scholten 244b |
1779 N |
a: Scholten 246, met breder VOC monogram b: Cijfers van het jaartal verder uit elkaar |
1777 N |
a: Scholten 244, met breder VOC monogram b: Zie 1777/76 c: Cijfers van het jaartal verder uit elkaar |
1780 R |
a:
Scholten 247 |
1778/77 S | a: Scholten 245b | 1781 R | a: Scholten 248 |
Muntmeester Hessel Slijper (1781-1802), mt: rozet. | |||
1784/81 S | a: Scholten 249b | 1789/88 S | a: Scholten 254b |
1784 N |
a: Scholten 249 b: Zie 1784/81 |
1789/9871
R2 |
a: Scholten 254c |
1785/84 S |
a: Scholten 250b |
1789 N |
a: Scholten 254 b: Zie 1789/88 c: Zie 1789/9871 |
1785 N |
a: Scholten 250 b: Zie 1785/84 |
1790 N |
a: Scholten 255 |
1786/85 S | a: Scholten 251b | 1791/90 S | a: Scholten 256b |
1786 N |
a: Scholten 251 b: Zie 1786/85 |
1791 N |
a: Scholten 256 b: Zie 1791/90 |
1787 N | a: Scholten 252 | 1792 N | a: Scholten 257 |
1788 N |
a: Scholten 253, eerste 8 breder b: Cijfers 8 even groot |
1794 R2 |
a: Scholten 258 |
1789/87 | a: Scholten - |
Bekende afslagen etc. | |
1786 (vals) | a: Scholten - |
1787 (vals) | a: Scholten - |
1788 (vals) | a: Scholten - |
1792 (vals) | a: Scholten - |
1881 (vals) | a: Scholten - |
Info:
De jaren 1786, 1787, 1788, 1792 en 1881 vals zijn aanwezig in een particuliere collectie.
VOC.19: West-Friesland duit.(Scholten 498)
VOORZIJDE: Het V.O.C. monogram met daarboven een ster, onder het monogram het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen met klimmende leeuw naar links.
Muntmeester Hessel Slijper (1781-1802), mt: ster. | |
1802 S | a: Scholten 498 |
Info:
Dit jaar valt eigenlijk onder de munten van Holland maar aangezien de munt is geslagen te Enkhuizen,
en het afwijkende muntteken ster i.p.v. rozet heeft, heb ik hem hier bij West-Friesland opgenomen.
Ondanks dat de VOC in 1799 failliet was verklaard werden tijdens de Bataafse republiek nog steeds duiten
van het oude type met VOC monogram geslagen.
VOC.20: West-Friesland halve duit.(Scholten 518-522
/ 561-563)
VOORZIJDE: De tekst INDIAE BATAV: met daarboven een ster. Onder de tekst het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapen met leeuw naar links. Ter weerszijden van het wapen 5 - 1/32 en onder het wapen een G (5 stuks is 1/32 gulden).
Muntmeester Hessel Slijper (1781-1802), mt: ster. | |
1802 S | a: Scholten 518 |
Muntmeester Willem Diederik Verschuer (1803-1809), mt: ster. | |
1803 N | a: Scholten 519 |
1804 S | a: Scholten 520 |
1805 S | a: Scholten 521 |
1806 S | a: Scholten 522 |
1807 S | a: Scholten 561 |
1808 S | a: Scholten 562 |
1809 S | a: Scholten 563 |
Info:
Deze halve duiten zijn van een geheel nieuw type en zijn besteld door de fabrikant de Heus. De
autoriteiten in Indië lieten de import van duiten geheel aan hem over. Hij kon via onderhandelingen met
de verschillende muntmeesters lucratieve contracten krijgen omdat er weinig werk was voor de
munthuizen. De aanduiding 5 - 1/32 betekent: 5 duiten is 1/32 gulden. Deze jaren vallen eigenlijk onder
de munten van Holland maar aangezien de jaren 1802 en 1803 zijn geslagen te Enkhuizen en de jaren
1804 t/m 1806 te Hoorn, heb ik ze hier bij West-Friesland opgenomen. Ook dragen zij het afwijkende
muntteken ster i.p.v. de rozet van Holland.
VOC.21: West-Friesland duit.(Scholten 507-512
/ 556-558)
VOORZIJDE: De tekst INDIAE BATAV: met daarboven een ster. Onder de tekst het jaartal.
KEERZIJDE:
Gekroond wapen met leeuw naar links. Ter weerszijden van het wapen 5 - 1/16
en onder het wapen een G (5 stuks is 1/16 gulden).
Muntmeester Hessel Slijper (1781-1802), mt: ster. | |
1802 S |
a: Scholten 507 b: Mt ster omgekeerd c: Geen : na BATAV |
Bekende afslagen etc. | |
1802 (Hybride KZxKZ) | a: Scholten 507d |
1802
(zilver) |
a: Scholten 509 b: Geen : na BATAV |
Muntmeester Willem Diederik Verschuer (1803-1809), mt: ster. | |
1803 N | a: Scholten 508 |
1804
S |
a: Scholten 510 b: Kartelrand |
1805
S |
a: Scholten 511 b: Met T/16 ipv 1/16 |
1806 S | a: Scholten 512 |
1807 S | a: Scholten 556 |
1808
R |
a: Scholten 557 b: In geelkoper (messing) |
1809/08 R3 | a: Scholten 558b |
Info:
Deze duiten zijn van een geheel nieuw type en zijn besteld door de fabrikant de Heus. De autoriteiten in
Indië lieten de import van duiten geheel aan hem over. Hij kon via onderhandelingen met de verschillende
muntmeesters lucratieve contracten krijgen omdat er weinig werk was voor de munthuizen. De aanduiding
5 - 1/16 betekent: 5 duiten is 1/16 gulden. Deze jaren vallen eigenlijk onder de munten van Holland maar
aangezien de jaren 1802 en 1803 zijn geslagen te Enkhuizen en de jaren 1804 t/m 1806 te Hoorn, heb ik
ze hier bij West-Friesland opgenomen. Ook dragen zij het afwijkende muntteken ster i.p.v. de rozet van
Holland.