De oprichting van de munt1
Enige maanden voor de afkondiging van het muntplakkaat van Leicester in 1586 probeerden de Westfriese steden bij de Staten-Generaal toestemming te krijgen
voor de oprichting van een munthuis. Zij zonden de pensionaris van Enkhuizen,
Dr. François Maelson, naar den Haag om goedkeuring te verkrijgen voor hun
plannen. Zijn reis was tevergeefs omdat de Staten-Generaal niet van plan waren
een tweede munthuis in Holland toe te staan. Vervolgens werd op 4 augustus 1586
een nieuwe muntwetgeving van kracht die bekend werd gemaakt in de vorm van een plakkaat. Dit nieuwe
muntplakkaat wordt wel het muntplakkaat van Leicester genoemd. In dit plakkaat
werd nog eens duidelijk gemaakt dat in Holland en West-Friesland samen maar een munt actief mocht zijn. Toch is de Westfriese munt er gekomen. Dit laat
wel zien dat de Staten-Generaal en de Staten van Holland in de begintijd nog
geen al te grote kracht en invloed hadden ten opzichte van grote en belangrijke
(handels)steden.
De afgevaardigden van Alkmaar, de hoofdstad van het noorderkwartier, vonden dat
de nieuw op te richten munt in hun plaats gevestigd zou moeten worden. De
gecommitteerde raden van West-Friesland zetelden echter in Hoorn en vonden dat
daar de munt gevestigd moest worden. Er werd dan ook op 8 augustus 1586 besloten
dat de munt voor drie jaar naar Hoorn zou gaan en daarna om beurten drie jaar naar
Alkmaar en Enkhuizen. Diezelfde dag nog werd Balthasar Weijntges, toen nog
muntmeester in Overijssel, aangenomen als nieuwe muntmeester van West-Friesland.
Reeds in 1587 sloten Hoorn, Enkhuizen en Medemblik een heimelijke overeenkomst
tot samenwerking "ten eeuwigen dagen". Er werd afgesproken om het
munthuis kost wat kost te beschermen en de muntslag voor West-Friesland veilig
te stellen. In augustus 1589 zou het munthuis verplaatst moeten worden naar
Alkmaar. Toen deze datum steeds dichter bij kwam begonnen de drie Westfriese
steden in maart 1589 een smerig politiek spel. Achterliggende gedachte was om
het munthuis in West-Friesland te houden. In de vergadering van de
gecommitteerde raden opperden zij een voorstel om het aantal leden van het
college terug te brengen tot vijf. Als reden hiervoor gaven zij kostenbesparing op.
Volgens hun voorstel zouden Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen en Medemblik ieder
één
lid hebben, en de steden Edam en Monnickendam samen
één lid (Purmerend had
volgens de Westfriese steden helemaal geen recht om aan het college deel te
nemen). Het eigenlijke doel van dit voorstel was om de invloed van Alkmaar (en
de andere steden) te verminderen. Na een drie jaar durend politiek steekspel
werd in juli 1591 een akkoord bereikt waarbij de drie Westfriese steden een meerderheid
verkregen in het college van gecommitteerde raden waardoor Alkmaar in de kwestie
om de munt geheel buitenspel kwam te staan. Gedurende het gekibbel over de Westfriese munt probeerde Alkmaar nog toestemming te krijgen om een munthuis te
openen ten behoeve van de Groninger ommelanden maar ook dat liep voor Alkmaar op
niets uit2.
De munthuizen
De stad Hoorn heeft de munt sinds de oprichting in 1586 tot en met 1603 binnen
haar poorten gehouden. Zij was daar gevestigd in de gebouwen van het St.
Catharinen klooster. De straat zou later de Muntstraat gaan heten. Pas in 1603 verhuisde de munt naar Enkhuizen. Zij werd hier
gevestigd in een pand aan de oude Westerstraat 125 tegenover de Sint Gomarus of
Westerkerk. Vóór die tijd was deze woning sinds 1425 toegewezen geweest aan de
biechtvader voor de nonnen van de nabijgelegen vrouwenkloosters. De munt moest
het gebouw delen met de Heren van Admiraliteit. Enkele jaren later, in 1611,
werd het pand geheel ingericht ten behoeve van de munt omdat deze regelmatig in Enkhuizen zou gaan terugkeren. Vanaf 1619 ging de munt per toerbeurt naar Hoorn
en Enkhuizen.
Medemblik was de kleinste en minst belangrijke stad van de drie Westfriese
muntsteden. Dit is in het verleden niet altijd zo geweest. Medemblik is de
oudste stad van de drie (stadsrechten in 1288). Er wordt zelfs al van een munt
te Medemblik gesproken in een brief van 26 juni 985. Koning Otto III schonk
graaf Ansfried in dat jaar een aandeel in de opbrengsten uit de munt te
Medemblik. Er zijn uit deze periode echter nog geen munten terug gevonden
waarvan vaststaat dat zij te Medemblik zijn geslagen3. Anders is dit met de
penningen of kopjes van Floris V uit de periode 1290-1296. Er bestaan typen met
op de keerzijde duidelijk de plaats van herkomst: MONE MEDEMBLEC. Dit is tevens de
laatste Middeleeuwse muntslag welke bekend is te Medemblik. Bijna 400 jaar
later kreeg de stad weer een munthuis binnen haar muren. Ondanks gemaakte
afspraken met Hoorn en Enkhuizen kreeg Medemblik het munthuis pas voor het eerst
in 1655. Ter gelegenheid hiervan kreeg Jan Jansz. de Zee, zoon van de
burgemeester, de eer om de eerste rijksdaalder te slaan. In de stad herinnert
alleen de naam Muntstraat nog aan het munthuis dat hier gevestigd moet zijn
geweest. In 1665 werd besloten dat de munt om de tien jaar van stad zou
wisselen. Het munthuis heeft op deze wijze tot 1 mei 1796 geproduceerd als munt
van West-Friesland. Na die datum werd zij een tweede Hollandse munt die produceerde
voor de Bataafse republiek. In 1809 tenslotte werd de munt definitief gesloten
en de inventaris werd publiekelijk verkocht.
MUNTMEESTERS: |
VAN - TOT: |
MUNTMEESTERTEKEN(S)/INFO: |
Balthasar Weijntgen Sr. Balthasar Weijntgen Sr. Caspar Weijntges Floris den Otter Hans Sweers Nicolaas Weijntges Diederik van Romondt Gerrit van Romondt Dzn. Gerrit Schuijrmans Johan Buijskes Pieter van Romondt (zoon van Gerrit) Diederik Jan van Romondt Pieter Sluijsken Coenraad Hendrik Cramer Jan Knol Teunis Kist Pieter Buijskes Hessel Slijper Willem Diederik Verschuer |
1580 1586 - 1589 1589 - 1625 1625 - 1626 1626 - 1631 1631 - 1649 1649 - 1652 1652 - 1680 1681 - 1692 1692 - 1694 1695 - 1704 1704 - 1710 1710 - 1711 1711 - 1714 1715 - 1741 1741 - 1761 1761 - 1781 1781 - 1802 1803 - 1809 |
Muntteken Hoorn Rozet Rozet en lelie Rozet Rozet Lelie Rozet/bloem Rozet/bloem Rozet en rund (Beemster bul) Haringbuis Rozet/bloem (zoon van Gerrit) Rozet/bloem Niets geslagen Kraanvogel Knolraap Haan (links of rechtsom) Haringbuis Rozet als versiering |
STEMPELSNIJDERS: |
VAN - TOT: |
Pauwel Uijttenwael Jacob Pauwelsz. Uijttenwael Lucas Jacobszn. Uijttenwael Olivier Houthuijs Daniel Drappentier (voor de schroefwerk stempels) Pieter Avis Jan Copie Daniel Drappentier Jeremias van Schaeck Caspar Hendrik Vogelensang Thomas Bayreuth Jan van Wijk Jan van Dijk Thomas Jan Walter Hendrik Weijnants Gerrit Kons |
1586 - 1611 1611 - 1648 1648 - 1681 1681 - 1709 1682 - 1687 17?? - 1715 1715 - 1717 1717 - 1726 1726 - 1728 1728 - 1729 1729 - 1730 1730 - 1733 1733 - 1760 1760 - 1763 1763 - 1791 1791 - 1809 |
WAARDIJNS: |
VAN - TOT: |
Jacob Claesz. Curtius Gerard Palesteijn Dirk Dirksz. Ben Pieter Dirksz. Ben Gerard Palesteijn Pieter Dirksz. Ben Gerritsz. Mens of Meus Theunis Pietersz. Overtwater Jacob Thomasz. Van der Beeck Reinier Jacobsz. Van der beeck Gerritsz. Mens of Meus Reinier Matthijsz Loos Jacob Theunisz Nels Nicolaas de Jager Adriaan Jonknegt Jacob Hillebrantsz. Visch Adriaan Mieusz. Caswijck Reynier Teding van Berkhout Nicolaas Wijntgens Albert Haack Ewout van der Wolff Cornelis van der Wolff Pieter Opperdoes Cornelis Velius Pieter Buijskes Cornelis van der Wolf Willem Nicolaas Crap Cornelis Francois Duivensz. Gerrit van Romondt Jan Gerdenier Dirk Gallis Mr. Hugo Adriaan van Bleijswijk |
- - 1616 1616 - 1623 1623 - - 1631 1631 - 1637 1637 - 1643 1643 - - - 1649 1649 - 1655 1655 - 1656 1656 - 1661 1661 - 1670 1670 - - 1680 1682 - 1692 1692 - 1698 1698 - 1701 1701 - 1709 1709 - 1714 1714 - 1720 1720 - 1729 1729 - 1731 1732 - 1741 1741 - 1751 1751 - 1761 1761 - 1766 1766 - 1771 1771 - 1781 1781 - 1791 1791 - |
ESSAYEURS: |
VAN - TOT: |
Caspar Wijntgens Caspar Wijntgens Nicolaas Wijntgens Laurens van Teijlingen Reijnier Joosten Dijlaert Peter Reijnierszn. Dijlaert Cornelis Aldendag Nicolaas Aldendag (zoon) Theunis Kist Gerrit Timmerman Nicolaas Aldendag Johannes Franken |
1584 1586 - 1589 werd muntmeester 1589?- 1632 werd muntmeester 1632?- 1637? 1637 - 1676 1676 - 1680 sinds 1637 assistent 1681 - 1727 1727 - 1731 1732 - 1741 werd muntmeester 1741 - 1751 1751 - 1761 1771 - 1781 |
MUNTGEZELLEN: |
VAN -
TOT: |
Hendrik Butter Harmanus Ridder |
Ca. 1695 Ca. 1695 |
Harmanus of Hermanus Ridder was mogelijk familie van Jacob Ridder, muntmeester
te Kampen (1676-1695) en Lambert Ridder, muntmeester te Gelderland (1695-1714).
De vestigingsplaatsen van de munt
De Westfriese muntslag vond om toerbeurt plaats in Hoorn, Enkhuizen en Medemblik
Hieronder volgen de perioden en de muntplaatsen.
Periode: Gemunt te:
1584 - Hoorn
1586-1603 - Hoorn
1603-1616 - Enkhuizen
1616-1623 - Hoorn en Enkhuizen
1623-1631 - Enkhuizen
1631-1637 - Hoorn
1637-1643 - Enkhuizen
1643-1649 - Hoorn
1649-1655 - Enkhuizen
1655-1661 - Medemblik
1661-1670 - Hoorn
1670-1681 - Enkhuizen
1682-1691 - Medemblik
1692-1701 - Hoorn
1701-1709 - Enkhuizen
1711-1720 - Medemblik
1720-1731 - Hoorn
1732-1741 - Enkhuizen
1741-1751 - Medemblik
1751-1761 - Hoorn
1761-1771 - Enkhuizen
1771-1781 - Medemblik
1781-1791 - Hoorn
1791-1803 - Enkhuizen
1803-1809 - Hoorn
WES.15: duit.(V.75.5 - PW 3001)
VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst WEST FRI SIA in drie regels.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild van West-Friesland met de twee gaande leeuwen
boven elkaar. De leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker
gericht.
TEKST: DEVS. FORTI ET. SPES. NOS (of variant). Dit is voluit: Deus fortitudo et
spes nostra, en betekent: God is onze kracht en hoop.
Caspar
Weijntges, mmt: (rozet), niet op deze munt.
ZJ (Ca. 1593) R3
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: WEST / FRI / SIA
KZ: a: DEVS. FORTI. - ET. SPES. NOS.
b: DEVS. FORTI. - ET. SPES. NOS
c: DEVS. FORTI -.- ET. SPES. NOS
d: DEVS. FORTI - ET. SPES. NOS
Info:4
Variant Ad (ZJ), afbeelding PW 3001.
ZJ diverse (particuliere) collecties
Wettelijk voorschrift: geen. Er zal "consent" zijn gegeven door de
Westfriese steden of door de Staten van West-Friesland om de muntslag van duiten
te Holland sinds 1590 na te volgen. Uit een mark werks 62 stuks is ca. 3,97 gram
per stuk.
In het boekje van Mr. L.W.A. Besier staat vermeld dat de eerste 3 muntbussen van
West-Friesland niet bewaard zijn gebleven5. Hij vermeldt echter wel dat er in de
periode voor 1603 oorden en duiten geslagen zijn (te Hoorn), dit is mogelijk
overgenomen van Verkade. In het boekje van Drs. W.F.G. Wiese6 wordt geen melding
gemaakt van oorden maar wel van duiten sinds 1604. De koperen munten zonder jaar
en die met het jaartal 1604 zijn echter allen duiten. Zij zijn foutief aangezien
voor oorden omdat zij het gewicht van ca. 2,12 gram overschreden. In de periode
1590-1606 was de regel dat de duiten 2,12 gram moesten wegen echter nog niet
vastgelegd. Net als Holland sloeg West-Friesland in deze overgangsperiode duiten
waarvan sommige exemplaren een gewicht benaderden van 4 gram waardoor zij later
foutief voor een oord werden aangezien. Dit exemplaar van West-Friesland is
mogelijk in navolging van Holland geslagen dat omstreeks 1590 begon met het
slaan van duiten van het type "tekst in tulpkrans". Van Gelder7 geeft
het jaar 1593 op voor deze duit en vermeld dat er 62 uit een mark werks kwamen.
Het gewicht komt dan op ca. 3,97 gram per stuk. Dit komt overeen met het gewicht
van de Hollandse duiten die in de loop van 1593 voortaan met dit gewicht werden
geslagen. Daarv¢¢r hadden de Hollandse duiten een gewicht van ca. 4,24 gram.
WES.28: duit.(V.75.7 - PW 3001)
VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst WEST FRISIAE in twee regels,
daaronder het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht.
TEKST: DEVS. FORTI. ET. SPES. NOS. (of variant). Dit is voluit: Deus fortitudo
et spes nostra, en betekent: God is onze kracht en hoop.
Caspar
Weijntges, mmt: (rozet) of (lelie), op deze munt geen van beide.
Vermelding van duiten in zijn 4e muntbus (1603-1605 te Enkhuizen) geslagen ca.
779490 stuks.
1604
N
1605 R3
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: WEST / FRISIAE
B: WEST / FRISIA
KZ: a: DEVS. FORTI. ET. SPES. NOS
b: DEVS. - FORTI - ET. SPE - NOS
c: DEVS. FORTI - ET. SP - S NOS
d: DEVS. - FORTI - ET SPES. NOS
e: DEVS. - FORTI - ET SPE - S. NOS
f: DEVS - FORTI - ET SPE - S. NOS
g: DEVS - FORTI - ET SPE - .NOS
h: DEVS - FORTI - ET SPE - NOS
i: DEVS FORTI - ET. SPES. NOS
Info:
Variant Ae (1604),
particuliere collectie.
Variant Ai (1604 klein
muntplaatje),
particuliere collectie.
Variant Ai (1604 groot
muntplaatje),
particuliere collectie.
1604 diverse (particuliere) collecties
1605 diverse (particuliere) collecties
Wettelijk voorschrift: instructie van de Staten van Holland en West-Friesland.
Besier6 beschrijft de muntbus van Caspar Wijntgens over de periode 1603-1605
(Enkhuizen). Er worden duiten vermeld bij de jaren 1604 en 1605. Hij merkt op
dat er 85 stuks uit de snede kwamen (85 stuks uit een mark van 246,084 gram).
Dit zou een gewicht moeten opleveren van 2,895 gram per stuk. Nawegen van
5 exemplaren uit 1604 leverde echter gewichten op van 1,40 gram, 1,75 gram,
1,90
gram, 1,95 gram maar ook
2,75 gram. Dit betekent dat te West-Friesland de duiten
overwegend fors lichter
werden gemaakt dan te Dordrecht in de munt van Holland.
De grotere en zwaardere
exemplaren kunnen
mogelijk van een eerste
oplage zijn geweest. Deze
zijn wel eens foutief als
oord beschreven. Het KPK8 bezit geen
koperen exemplaar van 1605. De munt is echter in koper wel in het bezit van
Teylers museum te Haarlem en wordt vermeld door Purmer en van der Wiel9 en is
afgebeeld bij Bos blz.1110.
WES.40: duit.(V.75.7 - PW 3002)
VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst WEST FRISIAE in twee regels,
daaronder het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met het wapen van West-Friesland. De
leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht.
TEKST: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS (of variant). Dit is voluit: Deus fortitudo et
spes nostra, en betekent: God is onze kracht en hoop.
Hans Sweers, mmt: (rozet) of (lelie). Vermelding van duiten bij de jaren 1626 en
1627 in zijn 1e en enige muntbus (1626-1631 te Enkhuizen) ca. 3182560 stuks.
1626 N
1627 N
Bekende afslagen etc.
1626 R4 (zilver op vierkant muntplaatje)
1627 U (zilver op vierkant muntplaatje)
Nicolaas
Weijntges, mmt: (lelie). In zijn verschillende muntbussen komen geen
vermeldingen voor van duiten.
1645 R4
Bekende afslagen etc,
1645 R4 (zilver)
1645 R4 (zilver op vierkant muntplaatje)
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: WEST / FRISIAE / (jaartal)
B: WEST / FRISIA / (jaartal)
1: Bloemvormige rozetten in de bladerkrans.
2: Stervormige rozetten in de bladerkrans.
KZ: a: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS
Info:
Variant A1a (1626), afbeelding Henzen juni 1999 nr.1055.
Variant A2a (1626), particuliere collectie.
Variant B1a (1626), particuliere collectie.
Variant A2a (1626 op vierkant zilveren plaatje van 3,62 gram), afbeelding
jaarboek 1988 blz.115.
Variant A1a (1627), afbeelding Henzen juni 1999 nr.1056.
Variant A1a (1645 zilver), in de verzameling van Het Nederlands Muntmuseum.
1626 diverse (particuliere) collecties
1627 diverse (particuliere) collecties
1645 slechts enkele (particuliere) collecties
1626 (zilver op vierkant muntplaatje 3,62 gram) Westerhof & v.d. Dussen
1626 (zilver op vierkant muntplaatje 3,26 gram) PW 3002.4
1627 (zilver op vierkant muntplaatje 3,14 gram) TMH
1645 (zilver 2,52 gram) TMH
1645 (zilver 5,62 gram) TMH
1645 (zilver 1,40 gram) PW 3002.1
1645 (zilver 2,05 gram) HNM
1645 (zilver op vierkant muntplaatje 5,90 gram) PW 3002.5
1645 (zilver op vierkant muntplaatje 7,87 gram) TMH
Wettelijk voorschrift: instructie van de Staten van Holland en West-Friesland.
Besier6 vermeldt dat er 160! stuks uit de snede kwamen (160 uit een mark van
246,084 gram), wat een veel te licht gewicht oplevert van 1,538 gram per stuk.
Mogelijk is dit een fout en wordt 116 uit de snede bedoeld wat een gewicht
oplevert van ca. 2,12 gram.
De duit 1626 die bekend is met de tekst WEST FRISIA (dus zonder E achter FRISIA) is van een
afwijkende uitvoering. Interessant is het laatste cijfer in het jaartal, het
lijkt of de 6 over een 5 is gemaakt. Dit zou kunnen betekenen dat er een stempel
reeds in 1625 gemaakt is welke nooit is gebruikt maar is aangepast naar 1626. Om
hier zekerheid over te verkrijgen moeten er meerdere exemplaren bekend worden
met een duidelijker laatste cijfer.
De duit 1645 in koper (1,46 gram) is extreem zeldzaam, zij zijn o.a. bekend geworden door terug
gevonden exemplaren in Sri Lanka (het voormalige Ceylon). De laatste tijd zijn
mij drie exemplaren bekend geworden hier in Nederland. Door de zeldzaamheid is
het
aannemelijk dat de complete oplage (in het geheim?) is verscheept naar Ceylon en
delen van India. Alleen enkele exemplaren en wat zilveren afslagen zijn in Nederland
achtergebleven.
WES.41: duit.(V.75.8 - PW 3004)
VOORZIJDE: De drie stadswapens van de drie Westfriese muntsteden. Het wapen met
de hoorn van Hoorn, het wapen met de drie haringen van Enkhuizen en het wapen
met de verticale balkjes van Medemblik.
TEKST: WEST FRISIA en jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met het wapen van West-Friesland. De
leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht.
TEKST: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS (of variant). Dit is voluit: Deus fortitudo et
spes nostra, en betekent: God is onze kracht en hoop.
Gerrit van Romondt, mmt: (bloem/rozet). Op deze munt geen van beide. In zijn
muntbus wordt geen vermelding gemaakt van duiten.
1658 N
Bekende afslagen etc.
1658 R3 (zilver)
1658 X (zilver op vierkant muntplaatje)
1660 R3 (zilver)
1660 R3 (zilver op vierkant muntplaatje)
1660 R4 (goud)
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: WEST FRISIA .(jaartal).
B: WEST FRISIA (jaartal)
1: Wapentjes versierd en aan bovenzijde recht. 2: Wapentjes niet versierd en ingebogen aan bovenzijde. 3: Wapentjes versierd en ingebogen aan bovenzijde. |
KZ: a: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS
b: DEVS FORTI. ET. SP. NOS
Info:
Variant A1a (1658), particuliere collectie.
Variant A1? (1658), afbeelding PW 3004.1 blz.82.
Variant A3a (1658), particuliere collectie.
Variant B2a (1658), particuliere collectie.
Variant B2b (1658), particuliere collectie.
Variant B3a (1658), afbeelding PW 3004 blz.82.
Variant B2a (1660 zilver), afbeelding muntkoerier 1990 nr.7 blz.34.
1658 diverse (particuliere) collecties
1658 (zilver 8,90 gram) PW3004.5
1658 (zilver 6,00 gram) HNM
1658 (zilver 3,55 gram) HNM
1658 (zilver 3,61 gram) TMH
1658 (zilver 6,47 gram) TMH
1658 (zilver) AHM
1658 (zilver op vierkant muntplaatje 6,45 gram) TMH?
1658 (zilver op vierkant muntplaatje) PW
1660 (zilver 3,08 gram) KPK
1660 (zilver 4,00 gram) PW3004.7
1660 (zilver 5,91 gram) TMH
1660 (verzilverd koperen vierkant muntplaatje 7,50 gram) KPK
1660 (zilver op vierkant muntplaatje 5,52 gram) DNB
1660 (goud 3,47 gram) KPK
Wettelijk voorschrift: resolutie Gedeputeerden van de drie Westfriese steden van
20 maart 1658. Uit een mark werks 120 stuks is ca. 2,05 gram per stuk. Remedie 4
stuks per mark.
In 1655 kreeg de stad Medemblik eindelijk de Westfriese munt binnen haar
poorten. Op 8 februari 1656 diende muntmeester Gerrit van Romondt een verzoek in
om er duiten te mogen slaan. Op 20 maart 1658 kreeg hij toestemming om 12.000
mark koper tot duiten te verwerken. Hiervan moesten er 120 stuks uit een mark
komen wat een gewicht van 2,06 gram oplevert. De remedie was 4 stuks per mark.
Als de volle 12.000 mark is aangemunt zijn er ca. 1488000 stuks geslagen samen
met het volgende type WES.42. De duiten moesten volgens de instructie de drie
wapens van de drie Westfriese muntsteden hebben. De hoorn van de stad Hoorn, de
drie haringen van Enkhuizen en de drie verticale balken van Medemblik. Dit wapen
van Medemblik is ook incidenteel als muntteken gebruikt door muntmeester Gerrit
Schuijrmans (1682-1692), in de periode dat de munt te Medemblik was gevestigd
van 1682-1690. Later heeft men te Medemblik de afbeelding van de drie wapens nog
eens herhaald op de daalders van 30 stuivers en op de florijn van 28 stuivers
uit de periode 1684-1687. In hetzelfde jaar zijn er echter ook duiten geslagen
van het "kranstype" (WES.42) met de tekst WEST FRISI’ daarin. De
latere jaren zijn ook van dit type. Dit is nogal opvallend omdat de instructie
alleen over het type met de drie wapentjes spreekt. In het boekje De eerste
nieuwe lichting duiten zou na 18 mei in omloop worden gebracht. De oude duiten
zouden nog 14 dagen gangbaar zijn en daarna voor biljoen (ongeldig) worden
verklaard. De nieuwe Utrechtse duiten van na 1657 bleven ook geldig en de Friese
oorden mochten ook als duit blijven rouleren. Teylers museum te Haarlem heeft
een voorwerp in bezit (collectienummer 10084) wat nog het meeste weg heeft van
een stempeltje om te zegelen in was. Het betreft een rond koperen plaatje van
bijna een halve centimeter dikte met een diep uitgesneden voorstelling van de
voorzijde (3 wapens) van deze duit in negatief. Het enige verschil met de duiten
is dat de tekst FRISI is in plaats van FRISIA.
WES.42: duit.(V.75.7 & V.212.4 - PW 3003)
VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst WEST FRISIAE (of variant) in twee
regels, daaronder het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met het wapen van West-Friesland. De
leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht.
TEKST: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS (of variant). Dit is voluit: Deus fortitudo et
spes nostra, en betekent: God is onze kracht en hoop.
Gerrit van Romondt, mmt: (bloem/rozet). Geen vermelding van duiten in zijn
muntbussen.
1658 N
1659 R3
Bekende afslagen.
1658 R2 (koper op vierkant muntplaatje)
1658 R4 (zilver)
1658
R3 (zilver op vierkant muntplaatje)
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: WEST / FRISIAE / (jaartal)
KZ: a: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS
b: DEVS FORTI. ET. SP. NOS
I : Kroon type I. II : Kroon type II. III: Kroon type III. |
Info:
Variant AaII (1658), afbeelding PW 3003 blz.81.
Variant AbII (1658 op vierkant zilveren plaatje), afbeelding VCSCH 294 nr.155.
Variant AaII (1658 op vierkant zilveren plaatje), afbeelding VCKDG 7 nr.27.
1658 diverse (particuliere) collecties
1659 KPK (NM 04006 - 1,560 gram)
1658 (koper op vierkant muntplaatje) AHM
1658 (koper op vierkant muntplaatje 5,77 gram) HNM
1658 (koper op vierkant muntplaatje 6,09 gram) KPK
1658 (koper op vierkant muntplaatje 8,38 gram) Künker veiling 414 lot 4554 (ex Beuth)
1658 (zilver op vierkant muntplaatje 6,64 gram) VCLS 30 nr.505
1658 (koper op vierkant muntplaatje 12,03 gram) HNM
1658 (koper op vierkant muntplaatje 12,11 gram) TMH
1658 (zilver 2,30 gram) TMH
1658 (zilver 5,83 gram) TMH
1658 (zilver 7,03 gram) Künker veiling 414 lot 4553 (ex Beuth)
1658 (zilver) AHM
1658 (zilver op vierkant muntplaatje 5,60 gram) TMH
1658 (zilver op vierkant muntplaatje 7,80 gram) VCKDG 6 nr.27
1658 (zilver op vierkant muntplaatje 8,50 gram) PW3003.9
Wettelijk voorschrift: resolutie Gedeputeerden van de drie Westfriese steden van
20 maart 1658. Uit een mark werks 120 stuks is ca. 2,05 gram per stuk. Remedie 4
stuks per mark.
Op 20 maart 1658 kreeg muntmeester Gerrit van Romondt toestemming om 12.000 mark
koper tot duiten te verwerken (zie ook info bij WES.41). Hiervan moesten er 120
stuks uit een mark komen wat een gewicht van 2,06 gram oplevert. De remedie was
gesteld op 4 stuks per mark. Als de volle 12.000 mark is aangemunt zijn er
uitgaande van de volle remedie ca. 1488000 stuks geslagen samen met het vorige
type WES.41. Volgens resolutie van de Staten van West-Friesland van 1 april 1658
kreeg de waardijn opdracht om van iedere 8 mark geproduceerde duiten een
exemplaar in de muntbus te doen. In de muntbus opening worden echter geen duiten
vermeld. Het jaartal 1659 is daadwerkelijk in bezit van het KPK (nu geldmuseum
te Utrecht), in de handel komt dit
jaartal nooit voor.
WES.58: duit.(V.75.7 & V.212.4 - PW 3003)
VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst WEST FRISIAE (of variant) in twee
regels, daaronder het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met het wapen van West-Friesland. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht.
TEKST: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS (of variant). Dit is voluit: Deus fortitudo et
spes nostra, en betekent: God is onze hoop en kracht.
Gerrit van Romondt, mmt: (bloem/rozet). Geen vermelding van duiten in zijn
muntbussen.
1660 N
1663 N
Bekende afslagen etc.
1660 R4 (koper op vierkant muntplaatje)
1660 R4 (zilver)
1660 R4 (zilver op vierkant muntplaatje)
1660 R4 (goud)
1661 R4 (koper op vierkant muntplaatje)
1663 N (klein muntplaatje)
1663 X (koper piedfort)
1663 R3 (koper op vierkant muntplaatje)
1663 R4 (zilver)
1663 R3 (zilver op vierkant muntplaatje)
1663 U (goud)
1665 U (koper op vierkant muntplaatje)
1665 U (zilver)
1665 R3 (zilver op vierkant muntplaatje)
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: WEST / FRISIAE / (jaartal)
B: WEST / FRISIA / (jaartal)
C: W / FRI / SIAE / (jaartal)
D: W / FRI / SIAE / (jaartal)
KZ: a: DEVS. FORTI. ET. SP. NOS
b: DEVS. FORTI. ET SP. NOS
c: DEVS. FORTI ET SP NOS
d: DEVS FORTI. ET. SP. NOS
e: DEVS. FORTI. ET. SP NOS
I : Kroon type I. II : Kroon type II. III: Kroon type III. |
Info:
Variant
BaII
(1660), particuliere collectie.
Variant A?II (1660 koper vierkant muntplaatje), afbeelding jaarboek 1988
blz.115.
Variant AaII (1660 zilver vierkant muntplaatje), particuliere collectie.
Variant AaIII (1663), afbeelding Bos 21c blz.12.
Variant AbIII (1663), particuliere collectie.
Variant AaIII (1663 klein muntplaatje), afbeelding Zonnebloem blz.21.
Variant Aa (1663 koper vierkant muntplaatje), in de verzameling van Het
Nederlands Muntmuseum.
Variant Aa (1663 zilver vierkant muntplaatje), in de verzameling van Het
Nederlands Muntmuseum.
Variant Da (1663 zilver vierkant muntplaatje), in de verzameling van Het
Nederlands Muntmuseum.
Variant AaIII (1665 koper vierkant muntplaatje), particuliere collectie.
Variant Aa (1665 zilver vierkant muntplaatje), in de verzameling van Het
Nederlands Muntmuseum.
Variant AeIII (1665 zilver op vierkant muntplaatje), afbeelding muntkoerier 1979
nr.8 blz.23.
1660 diverse (particuliere) collecties
1663 diverse (particuliere) collecties
1660 (koper op vierkant muntplaatje 8,75 gram) DNB
1660 (koper op vierkant muntplaatje 10,19 gram) KPK
1660 (zilver 2,46 gram) TMH
1660 (zilver op vierkant muntplaatje) DNB AHM
1660 (zilver op vierkant muntplaatje 5,90 gram) particuliere collectie
1660 (goud) KPK
1661 (koper op vierkant muntplaatje 9,04 gram) DNB
1663 (klein muntplaatje) TMH DNB AHM
1663 (piedfort) PW 3003.8
1663 (koper op vierkant muntplaatje 3,49 gram) DNB
1663 (koper op vierkant muntplaatje 7,65 gram) TMH
1663 (koper op vierkant muntplaatje 9,57 gram) HNM
1663 (verzilverd koperen vierkant muntplaatje 6,94 gram) TMH
1663 (zilver 5,61 gram) TMH
1663 (zilver op vierkant muntplaatje 5,66 gram) HNM
1663 (zilver op vierkant muntplaatje 6,03 gram) HNM
1663 (zilver op vierkant muntplaatje) WMH
1663 (zilver op vierkant muntplaatje 8,21 gram) KPK
1663 (zilver op vierkant muntplaatje 9,05 gram) KPK
1663 (goud) AHM
1665 (koper op vierkant muntplaatje 3,10 gram) particuliere collectie.
1665 (zilver) AHM
1665 (zilver 7,34 gram) TMH
1665 (zilver op vierkant muntplaatje 5,28 gram) KPK
1665 (zilver op vierkant muntplaatje 5,65 gram) HNM
1665 (zilver op vierkant muntplaatje 6,26 gram) Künker veiling 414 lot 4555 (ex Beuth)
1665 (zilver op vierkant muntplaatje 8,04 gram) DNB
Wettelijk voorschrift: resolutie Gedeputeerden van de drie Westfriese steden van
20 maart 1658. Uit een mark werks 120 stuks is ca. 2,05 gram per stuk. Remedie 4
stuks per mark.
Het jaartal 1660 is bekend met een klop van de stad Meurs (Duitsland). Afgebeeld
in muntkoerier 1993 nr.11 blz.35 (exemplaar VCCI 43). Van het jaartal 1663
bestaan er exemplaren die wat kleiner zijn dan normaal. Of het hier een halve
duit betreft zoals in veel literatuur wordt verondersteld is hoogst
onwaarschijnlijk. Uit eigen waarneming hebben de duiten van 1663 een diameter
tussen de 18 en 21 mm. Het gewicht van deze duiten ligt tussen de 1,5 en 1,8
gram. Het is waarschijnlijker om aan te nemen dat er muntplaatjes aangepast zijn
aan een wat kleiner uitgevallen stempel van 1663. De muntplaatjes zijn kleiner
uitgevallen maar wegen even zwaar als alle andere duiten. Later heeft men deze
klein uitgevallen duiten ge‹nterpreteerd als halve duit. De duit 1664 zou in het
bezit zijn van Teylers museum te Haarlem maar na een inzage in de collectie
blijkt dit een verkeerd gelezen exemplaar van 1604 te zijn met slijtage bij het
cijfer 0. Dit jaartal is dan ook komen te vervallen. In veilingcatalogus 12 van
Karel de Geus werd onder nummer 89 een duit 1669 aangeboden. Dit is met grote
zekerheid een duit 1660 met een stempelbreuk. De breuk laat het jaartal
voorkomen als 1669. Een deel van de breuk zet zich voort in de tulpkrans. Duiten van dit type met
de tekst WEST FALIAE zijn geslagen te Reckheim.
Een aantekening in het resolutieboek van de gedeputeerden van Hoorn de dato 1
juli 1661 vermeldt dat er sinds 1658 ca. 20.026 mark aan duiten is geslagen.
Vanwege de slapte in het muntbedrijf werd er op 7 april 1663 toestemming gegeven
om voor 10.000 mark duiten te mogen slaan. De bekende oplage cijfers van de
duiten worden dan uitgaande van de volledige remedie als volgt:
1658-1659-1660 20.026 mark - is ca. 2.483.224 stuks (inclusief type met de drie
wapentjes).
1663-1664 10.000 mark - is ca. 1.240.000 stuks.
In eerdere plakkaten van de Staten van Holland en West-Friesland werden vreemde
en vervalste duiten steeds verboden verklaard. Op 20 september 1679 verscheen
echter een plakkaat waarin diverse munten, waartegen eerst steeds fel geageerd
was, nu toegelaten werden tegen gereduceerde koersen. Opvallend is dat in dit
plakkaat nu de koperen duiten van het bisdom Luik, Reckheim, Roermond alsmede
die van andere plaatsen buiten de Nederlandse provincies getolereerd werden als
een halve duit. Het optreden tegen vreemde en vervalste duiten zal een
onmogelijke opgave zijn geweest. Sinds 1627 waren te Holland geen duiten meer
geslagen. Alleen West-Friesland sloeg in de jaren 1658-1663 duiten welke
aantallen lang niet genoeg zullen zijn geweest om een groot gebied als Holland
en West-Friesland samen te kunnen bevoorraden. Pas vanaf 1701 zouden Holland en
West-Friesland opnieuw gaan beginnen om de duiten circulatie te saneren.
WES.126: (koper) duit.(V.76.1 - PW 3005)
VOORZIJDE: * (rozet)* daaronder WEST FRISIAE in twee regels, jaartal en .
KEERZIJDE: Gekroond ingebogen wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar.
De leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Er
staat geen tekst meer op de keerzijde maar in plaats hiervan is het wapen aan
weerszijden versierd met bladertakken.
Pieter van Romondt, mmt: (bloem/rozet). Geen vermelding van duiten in zijn 2e
(en laatste) muntbus (1701-1704 te Enkhuizen).
1702 N
Bekende afslagen etc.
ZJ S (hybride kz x kz)
1702 R2 (piedfort)
1702 R2 (hybride vz x vz)
1702 R4 (vierkant muntplaatje)
1702 R (zilver)
1702 R2 (goud)
Diederik Jan van Romondt, mmt: (bloem/rozet). Geen vermelding van duiten in zijn
1e (en laatste) muntbus (1704-1709 te Enkhuizen).
1707
S
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *(rozet)* / WEST / FRISIAE / (jaartal) / (rozet)
B:
(bloem)(rozet)(bloem) / WEST / FRISIAE / .(jaartal). / (rozet)
1: Het muntmeesterteken rozet tussen stervormen.
2: Het muntmeesterteken rozet tussen
bloemvormen.
Info:
Variant A1 (1702), particuliere collectie.
Variant B2 (1702),
particuliere collectie.
Variant A1 (1702 vierkant muntplaatje), particuliere collectie.
Variant A2 (1702 zilver), afbeelding Henzen juni 1999 nr.1068.
Variant A2 (1707), afbeelding PW3005 blz.82.
1702 diverse (particuliere) collecties
1707 diverse (particuliere) collecties
ZJ (hybride kz x kz) DNB
1702 (piedfort 4,58 gram) VCSCH 295 nr.115
1702 (hybride vz x vz) Heritage Auctions Europe veiling mei 2024 lot 4406
1702 (vierkant muntplaatje) AHM
1702 (vierkant muntplaatje 8,9 gram) PW3005
1702 (vierkant muntplaatje 10,37 gram) KPK
1702 (zilver) AHM(2)
1702 (zilver 3,07 gram) HNM
1702 (zilver 3,11 gram) DNB
1702 (zilver 3,21 gram) TMH
1702 (zilver 3,30 gram) KPK
1702 (zilver 3,52 gram) TMH
1702 (zilver 3,68 gram) jaarboek 1987 blz.111
1702 (goud 3,47 gram) TMH DNB WMH
1702 (goud 3,10 gram) PW3005
1702 (goud) AHM
Wettelijk voorschrift: resolutie Staten van Holland en West-Friesland van 13
december 1701. Uit een mark werks 64 stuks is ca. 3,85 gram per stuk. Remedie 4
stuks per mark.
Te West-Friesland werd bepaald dat de beeldenaar van de nieuwe duiten moest
worden: "2 leggende leeuwen aan de eene ende aan d' andere sijde 't
woord WEST FRISIA en 1702". De muntplaatjes moesten worden ingekocht op een
gewicht van 68 in het mark, dit is de uiterste remedie. Het loon van de
muntmeester bedroeg 2 duiten per mark terwijl de gezellen 5 duiten per mark
zouden ontvangen. Het aantal marken koper dat in 1702 vermunt werd tot duiten
bedraagt ca. 24.242 1/2 mark. Bij 68 stuks uit een mark betekent dit een oplage
van ca. 1.648.490 stuks met een gewicht van ca. 3,62 gram. Halverwege het jaar
1702 klaagden de generaalmeesters over de kwaliteit van deze duiten. Zij hadden
exemplaren aangetroffen die te laag van gewicht waren. Zij droegen de
muntmeester op om de muntplaatjes voortaan beter uit te zoeken.
WES.127: (koper) duit.(V.76.2 - PW 3006)
VOORZIJDE: Kraanvogel , daaronder WEST FRISIAE in twee regels, jaartal en .
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild van een nieuw model met twee gaande leeuwen
boven elkaar. De leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker
gericht.
Coenraad Hendrik Cramer, mmt: (kraanvogel). Geen vermelding van duiten in zijn
1e (en laatste) muntbus (1711-1714 te Medemblik).
1713
R
1713/11 R3
Bekende afslagen etc.
1711 U (geklopt)
1713/11 R3 (hybride vz x vz)
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *(vogel)* / WEST / FRISIAE / (jaartal) / *
Info:
Variant A (1713), afbeelding PW 3006 blz.83.
1713 diverse (particuliere) collecties
1713/11 particuliere collectie
1711 (geklopt) VCSCH 238 nr.214.
1713/11 (hybride vzžvz) HNM DNB
wettelijk voorschrift: resolutie Staten van Holland van 13 december 1701. Uit
een mark werks 64 stuks is ca. 3,85 gram per stuk. Remedie 4 stuks per mark.
Een unieke duit met het jaar 1711 voorzien van een klop is ooit voorgekomen in
een veiling bij Jacques Schulman. De klop op deze duit is beschreven onder
nummer G-9 bij J.C. van der Wis11.
De klop toont een leeuw met kromzwaard en schild. Op het schild de gekruiste
sleutels van de stad Leiden met onder de leeuw de tekst LEYDEN (1). Het jaartal
1711 is voor zover ik weet nergens anders voorgekomen. Purmer en van der Wiel9
melden wel een duit 1713/11 maar geen duit 1711.
WES.128: (koper) duit.(V.76.3 - PW 3007)
VOORZIJDE: Knolraap , daaronder WEST FRI SIAE in drie regels en het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Het wapen is aan
beide zijden versierd met lauwertakken.
Jan Knol, mmt: (knolraap). Geen vermelding van duiten in zijn 1e muntbus
(1715-1720 te Medemblik).
1716 N
1717 S
Bekende afslagen etc.
ZJ R3 (hybride
kz x kz)
1716 R4 (hybride vz x vz)
1716 U (piedfort)
1716 U (zilver)
1716 U (zilver op vierkant muntplaatje)
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *(knol)* / WEST / FRI /SIAE / (jaartal)
B: .(knol). / WEST / FRI /SIAE / (jaartal)
Info:
Variant A (1716), afbeelding PW 3007 blz.83.
Variant B (1716), particuliere collectie.
Variant A (1717), afbeelding Bos blz.13.
1716 diverse (particuliere) collecties
1717 diverse (particuliere) collecties
ZJ (hybride kz x kz) particuliere collectie.
1716 (hybride vz x vz) particuliere collectie.
1716 (piedfort) DNB
1716 (zilver) AHM
1716 (zilver op vierkant muntplaatje 3,35 gram) KPK
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van 30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
De verlaging
van de muntvoet van 68 stuks uit de snede naar 75 á 76 uit de snede was van
kracht geworden sinds 30 maart 1716.
De jaartallen staan op dit type enigszins cursief afgebeeld met haaltjes onder
aan de cijfers 1. Op de duiten van het volgende type (WES.129) komt dit bij
sommige jaartallen ook voor. Begin 1717 ontving muntmeester Jan Knol een
schrijven van de generaalmeesters dat zij bemerkt hadden dat hij zilveren en
gouden afslagen had gemaakt van duiten. Deze aanmuntingen werden niet in de
boekhouding vermeld terwijl dit wel verplicht was omdat ook over deze
aanmuntingen sleischat moest worden betaald. Jan Knol verklaarde van niets te
weten maar in april 1717 werd de generaalmeesters bericht dat degene die buiten
medeweten van de muntmeester en waardijn met de muntstempels bijzondere afslagen
had gemaakt was ontslagen12. Tot nog toe ben ik alleen zilveren afslagen tegen
gekomen van het jaartal 1716 en geen gouden van 1716 en of 1717. Blijkens het
bovenstaande zouden de afslagen onrechtmatig gemaakt zijn buiten medeweten van
de muntmeester. Deze verklaring doet wel heel ongeloofwaardig aan.
WES.129: (koper) duit.(V.76.4 - PW 3008/3009)
VOORZIJDE: Knolraap , daaronder WEST FRI SIAE in drie regels en het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild van een ander model met twee gaande leeuwen
boven elkaar. De leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker
gericht. Het wapen is versierd met lauwertakken.
Jan Knol, mmt: (knolraap). Geen vermelding van duiten in zijn 2e muntbus
(1720-1729 te Hoorn).
1720
N
1722
R3
1723
N
1727 X
Bekende afslagen etc.
7720
R (op 7 gelijkend cijfer 1)
7723
R (op 7 gelijkend cijfer 1)
1723 R3 (zilver)
1723 U (goud)
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *(knol)* / WEST / FRI / SIAE / (jaartal)
B: *(knol)* / WEST / FRI / SIAE. / (jaartal)
1: Jaartal met rechte
Arabische cijfers tussen punten.
2: Jaartal met cursieve
Arabische cijfers tussen punten.
3: Jaartal met cursieve
Arabische cijfers zonder punten.
4: Jaartal met rechte
Romeinse cijfers tussen punten.
KZ: a: Wapenschild type
1. b: Wapenschild type 2. |
||
1 | 2 |
Info:
Variant A1 (1720), particuliere collectie.
Variant A3 (1720), afbeelding PW 3008 blz.83.
Variant A41
(1720), particuliere collectie.
Variant A3 (1723), particuliere collectie.
Variant B2 (1723), afbeelding PW 3009 blz.84.
1720 diverse (particuliere) collecties
1722 slechts enkele (particuliere) collecties
1723 diverse (particuliere) collecties
7723 Schans op de grens blz.479
1727 PW3009
1723 (zilver 4,50 gram) PW3009.1
1723 (goud 4,98 gram) TMH
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van
30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over
de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
1720 is geslagen te Medemblik, 1722 en 1723 te Hoorn en 1727 zou te Enkhuizen
zijn geslagen. Van
1720 en 1723 bestaan exemplaren waarbij het cijfer 1 in het jaartal lijkt op een 7 (zie
ook het exemplaar op de scan). Dit eerste cijfer is echter afwijkend van de
echte 7 die anders is gevormd. Het gaat hier om een curieus gesneden cijfer
1, zie HIER enkele varianten van 1720 met verschillende cijfers 1 in het jaartal. In
1722 spraken Holland en West-Friesland af dat zij een tijdje geen duiten zouden
slaan. Waarschijnlijk door een overschot aan duiten dat was ontstaan door een
overvloedige aanmaak hiervan in de jaren daarvoor. Door deze afspraak werden in
West-Friesland na 1723 voorlopig geen duiten meer geslagen. Er bestaan volgens
PW echter duiten van 1727 dus zou West-Friesland zich niet geheel aan de
afspraak hebben gehouden, ik heb dit jaartal echter nergens aangetroffen.
WES.130: (koper) duit.(V.76.4 - PW 3010)
VOORZIJDE: Knol, daaronder WEST FRI SIAE in drie regels en het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Het wapen is aan
beide zijden versierd met lauwertakken.
Jan Knol, mmt: (knolraap). Geen vermelding van duiten in zijn 5e (en laatste)
muntbus (1736-1741 te Enkhuizen).
1739 N
Bekende afslagen etc.
1739 U (hybride vz x vz)
1739 S (zilver)
1739 R4 (goud)
Voorkomende keerzijde varianten:
VZ: A: *(knol)* / WEST / FRI / SIAE / (jaartal)
KZ: I : Puntjes tussen de fleurons van kroon.
II: Geen puntjes tussen de fleurons van de kroon.
Info:
Variant A2 (1739), afbeelding PW 3010 blz.84.
Variant B2 (1739), PC auteur.
Variant B2 (1739 zilver), afbeelding jaarboek 1987 blz.111.
1739 diverse (particuliere) collecties
1739 (hybride vz x vz) DNB
1739 (zilver 3,54 gram) HNM
1739 (zilver) DNB AHM WMH(2)
1739 (zilver 4,04 gram) TMH
1739 (goud 4,60 gram) VCSCH 250 juni 1970
1739 (goud 4,59 gram) TMH
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van
30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over
de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
In 1738 berichtten de raden en generaalmeesters van de munt de Staten van
Holland en West-Friesland dat er in Holland een schaarste aan duiten begon te
ontstaan. In juni van dat jaar gaven deze vervolgens toestemming om ca. 36000
pond Zweeds koper aan te schaffen om te vermunten tot duiten. In december werd
vervolgens nog eens toestemming gegeven om ca. 13000 pond koper aan te schaffen
uit een in 1738 op de Veluwe opgerichte kopermolen. Te Holland en West-Friesland
worden vervolgens van dit koper duiten geslagen met het jaartal 1739. In de
jaren daar op volgend zal er meerdere keren toestemming worden verleend tot het
aankopen van koperen muntplaten.
Voor de aanmaak van deze duiten is het volgende koper aangekocht en verdeelt
over de munthuizen van Holland en West-Friesland: op 26-07-1738, bij de
kooplieden Anthony en Johannes Grill te Amsterdam 38775 pond Zweedse duitplaten.
Op 13-01-1739, van koopman Daniel Mitz te Amsterdam 12786 pond Veluwse
duitplaten. Van dit koper ging 16977 pond naar de munt van West-Friesland
waarvan tijdens het munten 14 pond verloren ging. Er zijn bij benadering in 1739
ca. 2.306.968 stuks duiten geslagen zijn13. Hiervoor zijn 93 paar stempels
gebruikt.
WES.131: (koper) duit.(V.76.5 - PW 3012)
VOORZIJDE: Muntmeesterteken haan, daaronder WEST FRI SIA in drie regels en het
jaartal. Deze zijde is geheel versierd met weelderige bladertakken die tussen de
tekst doorlopen.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Het wapen is
versierd met lauwertakken.
Theunis Kist, mmt: (haan). Geen vermelding van duiten in zijn 1e muntbus
(1741-1746 te Medemblik).
1741 R4
Bekende afslagen etc.
1741 R (zilver)
1741 R4 (goud)
Voorkomende keerzijde varianten:
VZ: A: (haan) / WEST / FRI / SIA / (jaartal)
Info:
Variant A (1741 zilver), afbeelding PW 3012.1 blz.85.
1741 HNM TMH
1741 (zilver) DNB WMH AHM
1741 (zilver 3,80 gram) TMH
1741 (zilver 3,94 gram) TMH
1741 (goud 3,50 gram) PW3012.2
1741 (goud 4,60 gram) PW3012.3
1741 (goud 5,14 gram) VCLS 24 nr.287
1741 (goud 5,18 gram) TMH
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van
30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over
de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
Vanaf dit type wordt WEST FRISIA zonder ’ geschreven. In zilver
"normaal" in koper van de allerhoogste zeldzaamheid. Het gewicht van
het koperen stuk in Het Nederlands Muntmuseum is 3,60 gram.
WES.132: (koper) duit.(V.76.4 - PW 3011)
VOORZIJDE: Haan , daaronder WEST FRI SIA in drie regels en het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De
leeuwen hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Het
wapen is aan beide zijden versierd met lauwertakken.
Theunis Kist, mmt: (haan). Geen vermelding van duiten in zijn 1e muntbus
(1741-1746 te Medemblik), 2e muntbus (1746-1751 te Medemblik) en 3e muntbus
(1751-1755 te Hoorn).
1741 N
1742 N
1743 R3
1754 N
Bekende afslagen etc.
1741 X (zilver)
1742 R4 (hybride vz x vz)
1754
R3 (hybride vz x vz)
1756 R3 (zilver)
Voorkomende voor- en keerzijde varianten:
VZ: A: *(haan)* / WEST / FRI / SIA / (jaartal)
KZ: I : Met lauwertakken langs het wapenschild.
II: Zonder lauwertakken langs het wapenschild.
Info:
Variant AI (1741), PC auteur.
Variant AI (1742), Bos blz.14.
Variant AI (1754), PC auteur.
Variant AI (1754 hybride), afbeelding Henzen augustus 1993 nr.300.
Variant AI (1756 zilver), afbeelding PW 3011.5 blz.85.
1741 diverse (particuliere) collecties
1742 diverse (particuliere) collecties
1743 particuliere collectie
1754 diverse (particuliere) collecties
1741 (zilver 3,90 gram) PW3011.4
1742 (hybride vzžvz) VCSCH 263 nr.375
1754 (hybride vzžvz) HNM DNB AHM
1756 (zilver 3,36 gram) TMH
1756 (zilver) DNB
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van
30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over
de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
Voor de aanmaak van deze duiten (en van het type WES.131) is het volgende koper
aangekocht: op 01-04-1741, bij de kooplieden Anthony en Johannes Grill te
Amsterdam 13750 pond Zweedse duitplaten. Op 02-06-1742, bij de kooplieden
Anthony en Johannes Grill te Amsterdam 17050 pond Zweedse duitplaten. En op
17-08-1753, van koopman Daniel Mitz te Amsterdam 34752 pond Veluwse
duitplaten. Dit koper is verdeeld over de munthuizen van Holland en
West-Friesland. De jaren 1741, 1742 en 1743 zijn geslagen uit 10244 pond koper
wat naar Medemblik ging. Tijdens het munten ging 14 1/2 pond koper verloren. In
1754 ging 12144 1/2 pond koper naar Hoorn waarvan 29 1/2 pond verloren ging tijdens
het munten (zie voor bron en info de voetnoot bij WES.130). De slagaantallen
over de jaren 1741-1743 is ca. 1.391.212 stuks en over 1754 ca. 1.647.640 stuks.
Voor de jaren 1741, 1742 en 1743 zijn 50 paar stempels gebruikt en voor
alleen het jaar 1754 zo'n 80 paar stempels. De duit met het jaartal 1743 had ik in eerste instantie laten vervallen. Dit jaar werd geclaimd in veiling catalogus 290 van Schulman onder nummer nr.225 maar dit was echter een lotje van 17 duiten zonder foto. Dit jaartal was verder nooit door mij gesignaleerd en door mij niet aangetroffen in de bestudeerde verzamelingen, PW9 vermelden dit jaar wel evenals Bos10. Recent is mij een scan toegezonden van een slecht bewaard gebleven exemplaar maar waar nog duidelijk 43 op te zien is, het jaar 1743 is dus weer opgenomen alszijnde bestaand. Het jaartal 1754 is via melding bij het KPK8
bekend geworden met een klop die door J.C. van der Wis11 reeds op een Hollandse
duit 1742 is aangetroffen. Hij heeft deze klop beschreven onder nummer G-70.
De klop toont een gekroonde rechtopstaande hamer. Dit merkteken blijkt een
waardigheidsteken welke ijkmeesters soms sloeg in gewichten ten teken van zijn
lidmaatschap van het gilde. Een ijkmeester heeft hier dus het teken getest op in
ieder geval een Hollandse en een Westfriese duit.
WES.133: (koper) duit.(V.76.6 - PW 3013)
VOORZIJDE: Haringbuis , daaronder WEST FRI SIA in drie regels en het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Het wapen is
versierd met lauwertakken.
Pieter Buijskes, mmt: (haringbuis). Geen vermelding van duiten in zijn 1e
muntbus (1761-1767 te Enkhuizen).
1765 N
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *(scheepje)* / WEST / FRI / SIA / (jaartal)
Info:
Variant A (1765), afbeelding PW 3013 blz.85.
1765 diverse (particuliere) collecties
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van
30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over
de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
Voor de aanmaak van deze duiten is het volgende koper aangekocht: op 02-03-1765,
van koper handelaar Johan Hessels te Apeldoorn 35370,5 pond Veluwse duitplaten.
Dit koper is verdeeld is over de munthuizen van Holland en West-Friesland. Van
dit koper is 11966 1/2 pond naar Enkhuizen gegaan waarbij tijdens het munten 66
1/2 pond verloren ging (zie voor bron en info de voetnoot bij WES.130). Bij
benadering zijn in 1765 ca. 1.618.400 stuks duiten geslagen waarvoor 60 paar
stempels is gebruikt. Van dit type komt in ieder geval een incuse exemplaar
voor, zie hier. Incuse exemplaren konden ontstaan als een munt aan het stempel
bleef plakken en men vervolgens een nieuw muntplaatje sloeg waardoor de
aangekleefde duit de afdruk maakte ipv het stempel.
WES.134: (koper) duit.(V.76.6 - PW 3013 en 3014.1)
VOORZIJDE: Haringbuis , daaronder WEST FRISIA in twee regels en het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Het wapen is aan
beide zijden versierd met lauwertakken.
Pieter Buijskes, mmt: (haringbuis). Geen vermelding van duiten in zijn 2e
muntbus (1766-1771 te Enkhuizen) en 4e muntbus (1774-1782 te Medemblik).
1769 N
Bekende afslagen etc.
1778 S (zilver)
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: *(scheepje)* / WEST / FRISIA / (jaartal)
B: .(rozet). / WEST / FRISIA / (jaartal)
1: Met grote 7 in het jaartal.
2: Met kleine 7 in het jaartal.
Info:
Variant A2 (1769), PC auteur.
Variant B (1778 zilver), afbeelding Zonnebloem blz.20.
1769 diverse (particuliere) collecties
1778 (zilver 3,91 gram) TMH
1778 (zilver) AHM
1778 (zilver 3,10 gram) PW 3014.1
1778 (zilver 3,80 gram) PW 3014.1
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van
30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over
de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
Voor de aanmaak van deze duiten is het volgende koper aangekocht: op 17-06-1769,
van koper handelaar Johan Hessels te Apeldoorn 16545 pond Veluwse duitplaten.
Dit koper is verdeeld over de munthuizen van Holland en West-Friesland. Van dit
koper is 5400 pond naar Enkhuizen gegaan waarbij tijdens het munten 25 pond
verloren ging (zie voor bron en info de voetnoot bij WES.130). Bij benadering
zijn ca. 731.000 stuks duiten geslagen waarvoor 26 paar stempels is gebruikt. De
zilveren exemplaren hebben geen scheepje als muntmeesterteken maar een rozet
(als muntteken?). De nieuwe duiten van 1769 zijn mogelijk geslagen om genoeg
duiten van eigen makelij in omloop te kunnen brengen. In het plakkaat van 1769
welke is afgebeeld op de volgende pagina moest namelijk wederom opgetreden
worden tegen de invoer van vreemde duiten.
WES.135: (koper) duit.(V.76.7 - PW 3014)
VOORZIJDE: .(rozet). daaronder WEST FRI SIA in drie regels en het jaartal.
KEERZIJDE: Gekroond wapenschild met twee gaande leeuwen boven elkaar. De leeuwen
hebben hun kop 'en face' gericht, dat is tot de kijker gericht. Het wapen is aan
beide zijden versierd met lauwertakken.
Pieter Buijskes, mmt: (haringbuis). Geen vermelding van duiten in zijn 4e
muntbus (1774-1782 te Medemblik).
1780/79 R2
1780 N
Hessel Slijper, mmt. (rozet). Geen vermelding van duiten in zijn 3e (en laatste)
muntbus (1791-1796 te Enkhuizen).
Bekende afslagen etc.
1793 X (zilver)
Voorkomende voorzijde varianten:
VZ: A: .(rozet). / WEST / FRI / SIA / (jaartal)
1: Met Arabische 1 en
gekrulde 7 in het jaartal.
2: Met Romeinse I en rechte 7 in het jaartal
(R2).
3: Met
Arabische 1 over Romeinse I en gekrulde 7 in het jaartal.
Info:
Variant A1 (1780/79), particuliere collectie.
Variant A1 (1780),
diverse collecties.
1780/79 slechts enkele (particuliere) collecties
1780 diverse (particuliere) collecties
1793 (zilver 2,40 gram) PW3014.2
Voorschrift: resolutie Staten van Holland van
30 maart 1716. Uit een mark werks 75 á 76 stuks is ca. 3,24 gram per stuk. Over
de aanmunting van duiten was geen sleischat verschuldigd.
Voor de aanmaak van deze duiten is het volgende koper aangekocht: op 31-08-1779,
van koper handelaar Johan Hessels te Apeldoorn 35325 pond Veluwse duitplaten.
Dit koper is verdeeld over de munthuizen van Holland en West-Friesland. Van dit
koper is 12166 pond naar Medemblik gegaan waarbij tijdens het munten 78 pond
verloren ging (zie voor bron en info de voetnoot bij WES.130). Bij benadering
zijn ca. 1.643.968 stuks duiten geslagen waarvoor 20 paar stempels is gebruikt.
Recent is de jaartalwijziging 1780/79 bekend geworden. Waarschijnlijk heeft de
muntmeester gedacht dat hij de aanmunting van duiten nog in het jaar 1779 kon
beginnen. Het koper voor de aanmunting van nieuwe duiten werd ook reeds op 31
augustus 1779 besteld. Hij heeft de stempelsnijder opdracht gegeven om stempels
te snijden maar om onduidelijke redenen is het in 1779 niet tot aanmunting
gekomen. Vervolgens zijn de stempels die het jaar 1779 droegen omgewerkt tot het
jaartal 1780. Delen van het oude jaartal zijn echter zichtbaar gebleven. Met
dank aan de ontdekker van deze jaartal wijziging (Marco) en aan de bijdragen van
de leden op het munten en bodemvondsten forum. In 1780 is men blijkbaar van de
ouderwetse Romeinse I in het jaartal afgestapt en is men overgegaan op de
Arabische 1. De exemplaren met een Romeinse I en een rechte 7 in het jaartal
zijn dan ook zeldzamer. Vervolgens is men overgegaan op een gekrulde 7 en een
Arabische 1 in het jaartal. Men is zelfs zo ver gegaan dat reeds voltooide
stempels met een Romeinse I zijn omgewerkt tot een Arabische 1. Bij veel
exemplaren zijn nog sporen te zien van de Romeinse I onder de Arabische 1,
exemplaren zonder deze sporen zijn zelfs zeldzamer. Op DIT exemplaar is goed te
zien dat ook de oude rechte 7 is weggewerkt onder een gekruld cijfer 7.
Noten:
1: Veel informatie is ontleend aan
A.A.J. Scheffers Geld in Alkmaar, uitgave historische vereniging oud
Alkmaar
1993 en C.W. Bruinvis De strijd om de Westfriese munt, verschenen in het
tijdschrift voor
munt en
penningkunde (TMP) 13e jaargang 1915.
2: A.A.J. Scheffers Geld in Alkmaar, uitgave historische vereniging oud
Alkmaar 1993 blz.27 t/m 29.
3: Er zijn wel 10e
eeuwse imitaties bekend van Keulse munten en ook anonieme Friese penningen uit
de
12e
eeuw die ergens in de Friese/Westfriese gebieden moeten zijn geslagen. Bron:
H.E. van Gelder
"De
munt te Medemblik" in JMP 67 (1980) blz.137-140.
4: Zie over deze munt o.a. D. Purmer Oord, duit of halve duit, numismatische
vergissingen
De
beeldenaar maart/april 1995.
5: Mr. L.W.A. Besier De muntmeesters en hun muntslag 1574-1813, reprint
Rotterdam 1972.
6: Drs. W.F.G. Wiese De Westfriese munt uitgave historisch genootschap
"oud West-Friesland"
Hoorn 1974.
7: H. Enno van Gelder Het oudste kopergeld in de Nederlanden JMP 49
(1962).
8: KPK = Rijksmuseum het Koninklijk penningkabinet te Leiden.
9: D. Purmer en H.J. van der
Wiel Handboek van het Nederlands kopergeld 1523-1797
Uitgave
Mevius numisbooks int. B.V. , Vriezenveen 1996.
10: W.S. Bos Oord en duit uit noord en zuid Verdru uitgeverij, Zwolle
1995.
11: J.C. van der Wis Catalogus van kloppen
Verschenen
in de encyclopedie van munten en bankbiljetten, uitgave Bohn, Stafleu en van
Loghem.
12: Bron: Doctoraalscriptie van Drs. A.A.J. Scheffers, de munt van Westfriesland
1652-1704 blz.20.
13: Van de heer A. Sassen is het artikel "Hollandse en West-Friese
duiten 1739-1780" verschenen in het
jaarboek
van de vereniging voor munt en penningkunde (JMP) 1912 blz. 187-195. Hij heeft
hier aan de
hand van archiefstukken gereconstrueerd hoeveel koper is gekocht voor de
munthuizen van
Holland en West-Friesland en hoeveel stuks duiten daar vervolgens van zijn
gemaakt. Hij is uit-
gegaan van tussen de 148½ en 152 stuks duiten uit een pond
koper. Een Hollands pond Troois kwam
overeen met 492,17 gram (2 maal een
mark). Het Amsterdamse handelspond kwam overeen met 494,1 gram.
Ik ben bij mijn berekening
uitgegaan van het Hollandse pond Troois. Uit een pond koper kon men dan
volgens de voorschriften van 30 maart 1716 ca. 152 duiten slaan
inclusief de remedie.