De Zeeuwse munt te Middelburg (1)

De huidige provincie Zeeland viel voor wat de muntslag betreft lange tijd onder het grote gebied van Holland. Het omschrift op de Hollandse munten die in Dordrecht werden geslagen eindigde dan ook vaak met COMES HOL z ZEL (graaf van Holland en Zeeland). Op 18 december 1579 besloten de Staten van Zeeland een eigen munt op te richten te Middelburg. De vroegere muntmeester van Holland, Jeronimus Bruynseels, werd benaderd voor de functie van muntmeester van Zeeland. Toen deze accepteerde werden er gedeputeerden van Zeeland naar Antwerpen gestuurd om bij de vergaderde Algemene Staten aldaar voor elkaar te krijgen dat de Zeeuwse munten in het plakkaat op de "tolerantie der munten" zouden worden opgenomen. Dit om te voorkomen dat de Zeeuwse munten anders tot biljoen of hagemunt zouden worden verklaard. Tevens moesten de gedeputeerden toestemming zien te verkrijgen van aartshertog Matthias en van prins Willem van Oranje.

De Staten van Holland reageerden echter furieus op het voornemen van de Staten van Zeeland om een munthuis te openen. Ook prins Willem van Oranje liet in een brief weten "er niet zeer mee ingenomen te zijn". De Staten van Holland bevolen zelfs om Jeronimus Bruynseels gevangen te laten nemen omdat hij het als onderdaan van Holland had gewaagd om een contract met de Staten van Zeeland af te sluiten met als doel de oprichting van een nieuwe munt. Jeronimus Bruynseels kwam tegen een borgtocht van 6000 gulden weer vrij op voorwaarde dat hij de stad (Dordrecht) niet zou verlaten. De Staten van Zeeland namen met deze hele gang van zaken geen genoegen en redeneerden dat als het oprichten van een nieuwe munt voorheen het voorrecht was van de kroon, dit voorrecht nu beruste bij de staten van ieder gewest omdat men het gezag van de Spaanse koning (Philips II) niet meer erkende. De Staten van ieder gewest hadden volgens Zeeland dus de soevereine macht een munthuis te openen indien ze dit in het belang achten van hun ingezetenen.

Gedurende dit gekibbel werd te Middelburg op raad van Bruynseels zolang Jan Noirot (of Jean Noirot) uit Antwerpen tot tijdelijk muntmeester benoemd (16 juni 1580) om alvast door te gaan met de voorbereidingen voor de munt. Hij is mogelijk de Jean Noirot die muntmeester te Antwerpen was van 1562-1572 (2) (hij vluchtte in 1572 uit Antwerpen vanwege fraude). Er werd een provisorisch munthuis ingericht in een woonhuis op de hoek Dam/Molstraat.

Op 22 juli 1580 besloot Zeeland om het spel harder te gaan spelen, de baljuw van Middelburg kreeg opdracht om Jeronimus Bruynseels op te halen in Dordrecht. Mocht Holland hiertegen iets willen ondernemen dan zouden de Staten van Zeeland hierop reageren door ingezetenen van Holland die in Zeeland verbleven vast te zetten. Bruynseels kwam zonder problemen in Middelburg aan en werd op 22 augustus 1580 beëdigd. Op 24 november kreeg hij zijn eerste instructie om Philipsdaalders, Bourgondische daalders, gouden kronen, stuivers en oorden te slaan.

Zo begon dus in 1580 uiteindelijk de muntslag voor Zeeland te Middelburg wat alweer aangeeft hoe verwarrend de situatie in elkaar zat gedurende de begintijd van de republiek. Zelfs Willem van Oranje kon de oprichting van een nieuw munthuis niet tegenhouden. Het is trouwens opmerkelijk dat we Jeronimus Bruynseels weer terugzien in 1586 als generaalmeester der munt van de verenigde Nederlanden. Ondanks de problemen met de Staten van Holland vanwege zijn muntmeesterschap op de Zeeuwse munt bracht hij het in 1586 tot generaalmeester. Op de Zeeuwse munt werd hij opgevolgd door Jacob Boreel. Jeronimus Bruynseels wordt in 1586 door de Staten-Generaal samen met Jacob van Sloten (familie van de Hollandse muntmeester Johan van Sloten?) naar Enkhuizen gestuurd. Zij moeten de daar gevangen zittende hagemunter Anthonis van Eembrugge ondervragen over zijn valsemunters praktijken en uitvinden wie zijn medeplichtigen zijn (meer hierover bij West-Friesland). Generaalmeester Bruynseels wordt hier overigens Hiëronimus Bruinseels genoemd (3). Het Zeeuwse munthuis werd onder Jeronimus Bruynseels verplaatst naar de dan gereedgekomen ruimte voor de munt in de Middelburgse abdij. Deze abdij moest in 1574 door de Norbertijner kanunniken worden verlaten na de overgave van de stad aan de legers van Oranje. Het muntgereedschap was deels afkomstig uit de boedel van een overleden muntmeester uit Brugge en deels vervaardigt te Utrecht op last van Bruynseels.

De eerste koperen oorden van Zeeland zijn geslagen met het portret van Philips II en met zijn titel als graaf van Zeeland. Op de keerzijde is het wapenschild van Oostenrijk-Bourgondië geplaatst. Het omschrift op een eerste zeldzame emissie was nog het devies van Philips II (DOMINUS MIHI ADIUTOR) maar dit werd later het nieuwe devies dat ook de andere gewesten gebruikten, namelijk: PACE ET IUSTITIA (vrede en gerechtigheid). Op 7 juni 1590 besloten de Staten van Zeeland overigens dat er in het gewest Zeeland alleen kopergeld in omloop mocht zijn dat ook in het gewest Zeeland zelf geslagen was. In de 17e eeuw verscheen de tekst LUCTOR ET EMERGO (ik worstel en kom boven) op de Zeeuwse duiten en oorden. In 1754 doken er echter duiten op met de tekst: LUCTOR ET EMENTOR. Dit betekent zoiets als: ik worstel en ga ten onder. Het zou hier om een misplaatste grap gaan van de stempelsnijder Martinus Holtzhey Junior. Drs. G. van der Meer draagt in een artikel hierover echter enkele feiten aan die zijn betrokkenheid in deze zaak twijfelachtig maken (4).

Het Zeeuwse provinciale munthuis heeft tot 1796 geproduceerd, de munten die na deze datum zijn geslagen zijn geen provinciale munten meer maar vallen onder de Bataafse Republiek. In 1798 werd de munt definitief gesloten en kort daarna kreeg al het muntpersoneel zijn ontslag.

Wapens van Zeeland

De eerste koperen oorden en duiten vertonen het wapenschild van Oostenrijk-Bourgondië (1). Hierin staan de wapens van Oostenrijk (faas), Valois (3 lelies), Bourgondië (schuine balken), Brabant (leeuw) en in het kleine middenschildje het wapen van Vlaanderen (leeuw) of soms de zwemmende leeuw van Zeeland. Om het wapenschild heen hangt de keten van de orde van het gulden vlies. Verkade (5) heeft in zijn muntboek deze oorden afgebeeld met een burchtje van Middelburg in het kleine middenschildje i.p.v. een leeuw of zwemmende leeuw. Oorden met dit type wapenschild ben ik tot nog toe echter niet tegengekomen.

Op 26 juli 1581 had de totale afzwering van Philips II door de provincies van de unie plaats. Men besloot ook om het borstbeeld en de titels van de vroegere landsheer van de munten te doen verdwijnen. Zeeland bleef echter nog zeer lang talmen over dit besluit en haalde door dit talmen de woede over zich van de andere provincies. Uiteindelijk gaven de Staten van Zeeland de muntmeester in april 1583 de opdracht om alle stempels met de wapens van Philips in te trekken. Het werk waar hij mee bezig was mocht hij echter nog wel afmaken. De oorden die in de 17e eeuw zijn geslagen vertonen het nieuwe Zeeuwse wapen (2), een leeuw naar links vechtend tegen het water. Dit wapen en het nieuwe devies LUCTOR ET EMERGO (ik worstel en kom boven) zijn heel toepasselijk voor Zeeland omdat hier altijd een strijd is geweest tegen het water, zelfs nog tot in onze tijd (watersnoodramp & deltawerken). De laatste tijd wordt wel verondersteld dat de spreuk niets met de strijd tegen het water te maken zou hebben maar de strijd tegen de Spanjaarden symboliseert. Dit zou goed mogelijk kunnen zijn maar uit onderzoek naar het wapen blijkt o.a. het volgende. Het oude wapen van Zeeland was doorsneden met boven de Hollandse leeuw en onder golvende lijnen. Dit wapen is na 1450 verschenen als onderdeel van het wapen van Filips de Goede. Vanaf 1473 werd de leeuw in de bovenste helft uitkomend, en in 1515 werd de doorsnijdingslijn golvend waardoor de leeuw in de golven kwam te staan. Het wapen is sindsdien niet meer gewijzigd. Na de afzwering van Filips II bleven de nieuwe Staten van Zeeland dit wapen gebruiken. De spreuk werd in 1602 toegevoegd. De spreuk was een vervolg op de vorige spreuk, die door de provincie werd gebruikt: Domine Serva Nos Perimus (Heer redt ons, wij gaan ten onder) werd Luctor et Emergo (ik worstel en kom boven) Bron: website international civic arms (www.ngw.nl). Op de 17e eeuwse duiten is heel lang de zittende maagd in de tuin gebruikt (3) naar het Hollandse voorbeeld. Als afsluiting van de tuin is het wapen van Zeeland gebruikt met hierin de zwemmende leeuw. In de 18e eeuw werd de zittende maagd vervangen door de afbeelding van het wapenschild (2) met de zwemmende leeuw zoals op de oorden.

MUNTMEESTERS:
VAN  -  TOT:
Jan Noirot(tijdelijk)
Jheronimus Bruynseels
Jacob Boreel
Melchior Weijntges
Nicolaas Weijntges
Balthasar van de Voorde
Pieter van de Voorde
Jacob Boreel (kleinzoon van eerdere Jacob)
Hendrik van Heumen
Hendrik van Dusseldorp
Adolf de Groene
David Fiers
Pieter Kappeine
Martinus Holtzhey (vader)
Martinus Holtzhey (vader en zoon)
Martinus Holtzhey (zoon)
Petronella Holtzhey-Slob met Johan Lod. Molter
1580
1580 - 1585
1585 - 1600
1601 - 1612
1612
1612 - 1634
1634 - 1658
1658 - 1678
1679 - 1682
1682 - 1705
1706 - 1711
1713 - 1721
1721 - 1752
1752 - 1758
1758 - 1764
1764 - 1788
1788 - 1799


Jeronimus Bruynseels is voor zeer korte tijd muntmeester van Holland geweest, in 1586 werd hij generaalmeester der munt. Ook zijn opvolger Jacob Boreel is later generaalmeester der munt geworden. In 1600 begonnen de Staten van Zeeland er over te praten om de Zeeuwse munt niet zelf meer in handen te houden maar deze te gaan verpachten. Men ging hierover in onderhandeling met de generaalmeesters Melchior Weijntges en van Nispen. Muntmeester Jacob Boreel was niet blij met de plannen maar Melchior Weijntges zag het plan wel zitten. In 1601 besloot men definitief om de munt te gaan verpachten en bood Jacob Boreel het eerste pachtrecht aan. Deze weigerde echter op grond van zijn (naar eigen zeggen) hoge leeftijd. Hij schoof zijn schoonzoon naar voren maar deze werd door de Staten van Zeeland niet capabel geacht en bood bovendien een te lage pachtsom. Omdat Jacob Boreel bleef weigeren zelf de munt te pachten ging men in onderhandeling met generaalmeester Melchior Weijntges (zoon van Balthasar Weijntges sr.). Hij had tijdens de onderhandelingen over de verpachting laten doorschemeren dat hij zelf wel interesse had. Uiteindelijk kwam men met hem een pachtsom overeen van 4200 Rijnsguldens, gedurende 6 jaar te betalen. Sinds 1609 was Weijntges aangesteld in dienst van de Staten van Zeeland en werd de munt niet meer verpacht. Na zijn dood heeft zijn neef Nicolaas hem kort vervangen als gemachtigde van zijn tante, Geertruid van der Block. De twee muntmeesters van de Voorde (vader en zoon) werden opgevolgd door Jacob Boreel. Zijn vader en broer waren generaalmeesters der munt.

Muntmeester David Fiers stamde uit een zuid Nederlands geslacht dat mogelijk rond 1580 naar het noorden trok na de val van Antwerpen (6). Hij was in 1682 broeder en in 1712 deken van het goud en zilversmidsgilde. Op 14 augustus 1713 werd hij aangesteld als muntmeester-particulier van de Zeeuwse munt. Op 22 juni 1719 klaagde hij over de slordigheid waarmee de gezellen te werk gingen. Hierdoor ontstond veel uitval en verlies. De waardijn gaf daarop de smidmeester opdracht om de gezellen nog eens op het belang te wijzen van een goede taakuitvoering. Op 22 september 1721 werd hij opgevolgd door zijn schoonzoon Pieter Kappeine omdat hij reeds enige tijd zwaar ziek was (7). Pieter Kappeine werd op zijn beurt opgevolgd door Martinus Holtzhey die van 1749 tot 1752 eerst werkzaam is geweest op de munt van Gelderland. Na zijn dood, in 1764, neemt zijn zoon Martinus Holtzhey jr. zijn ambt volledig over. Als hij in 1788 overlijdt neemt zijn weduwe tot aan de sluiting van de munt het ambt over samen met ene Johan Lodewijk Molter.

STEMPELSNIJDERS:
VAN  -  TOT:
Herman Clayss (wordt in 1585 tevens essayeur) 
Gerard van Bijler (ijzersnijder-generaal)
Cornelis Hermansz. (zoon v. Herman Claassens)
Willem Simonsz.
Jacob Uyttewaal
Jan Looff
Matthys Hooft Sr.
Matthys Hooft Jr.
Abraham Goverts
Jozias Drappentier
Matthys Hooft Jr. (opnieuw aangesteld)
Willem du pré (ook assistent essayeur 1707-1714)
Daniel Drappentier
Johannes Drappentier (tijdelijk aangesteld)
Samson Levy
Martinus Holtzhey Jr.
Johan Matthias Holtzhey
George Kockers (sinds 1788 adjunct)
1580 - 1586
1586 - 1601
1601
1601
1601 - 1632
1634 - 1651
1652 - 1666
1666 - 1671
1672 - 1675
1675 - 1676
1676 - 1687
1687 - 1722
1722 - 1751
1751
1752
1752 - 1754
1754 - 1791
1792 - 1799


Martinus Holtzhey jr. heeft waarschijnlijk nooit stempels gesneden maar zijn zij in 1752-1754 gesneden door zijn vader Martinus Holtzhey sr. De zoon was alleen formeel als stempelsnijder benoemd zodat het volle salaris kon worden genoten voor de functie van stempelsnijder. Martinus Holtzhey jr. ging in opleiding voor essayeur en werd later muntmeester (8).

WAARDIJNS:
VAN  -  TOT:
Andries Carasco
Pieter de Grave
Jakob Boreel (wordt in 1585 muntmeester)
Eustaas Adriaansz. van Polanen
Mr. Symon Schot
Matthijs Boreel
Jacob Boreel
Tobias Coorne
Cornelis van Lodensteijn
Jacob van der Burght
Mattheus Everaerts
Pieter Duijvelaar
Jan van Roubergen
Thomas Austen
Michiel de Blocquerie
Jakob de Kuijser
Apollonius Lampsins
Cornelis van de Putte
Johan van de Perre
Andries Spelder
Cornelis van den Helm Boddaert
1580
1580 - 1581
1581 - 1585
1585 - 1599
1599 - 1627
1627 - 1635
1635 - 1643
1643 - 1648
1648 - 1664
1665 - 1669
1669 - 1674
1674 - 1676
1676 - 1699
1699 - 1705
1705 - 1708
1708 - 1717
1717 - 1728
1729 - 1730
1730 - 1751
1751 - 1758
1758 - 1799


In 1610 is te Middelburg een waardijn onthoofd wegens het maken van valse munten (9). Dit was ene Gelaux Laxi die echter niet als waardijn voorkomt op de Zeeuwse munt en dus waarschijnlijk elders werkte.

ESSAYEURS:
VAN  -  TOT:
Pieter Roels
Herman Clayss
Guilliame Hermans
Jacques le Rijcke
Samuel de Smeeker
Hendrik van Heumen (wordt in 1679 muntmeester)
Matthijs Hooft (tevens stempelsnijder)
Pieter Denderbeck
Isaac Brugné alleen
Isaac Brugné met Willem du Pré als hulp
Isaac Brugné met François Engelsen als hulp
François Engelsen alleen
François Engelsen met zoon François Jr.
Jacob de Warem
Pieter Blok
Johannes Roelofse wegens ziekte van Blok
1580 - 1585
1585 - 1608
1608 - 1634
1634 - 1639
1639 - 1654
1654 - 1679
1679 - 1687
1687 - 1702
1702 - 1707
1707 - 1714
1714 - 1723
1723 - 1741
1741 - 1754
1754 - 1763
1763 - 1799
1790 - 1799
 
MUNTGEZELLEN:
VAN  -  TOT:
Gilles Gorgu
Jan Tack
1580 - ?
Vermeld 1696

De gezellen op de munt van Zeeland kwamen veelal uit de Hollandse munt te Dordrecht. Het serment van de werklieden hadden bepaald dat de Zeeuwse munt een geprivilegieerde munt was en dat alleen leden van het serment van Holland daar mochten werken. Tot 1601 hebben er inderdaad altijd veel munters uit Holland te Middelburg gewerkt. In 1601 verspeelden zij echter de kans om er vaste voet te krijgen door te lang te wachten met het invullen van zes muntersplaatsen. De nieuwe muntmeester Melchior Weijntges nam toen zes Rijnlanders in dienst. Sinds 1601 was de Zeeuwse munt niet meer in handen van de Staten van Zeeland maar werd hij verpacht aan Melchior Weijntges. Deze nieuwe situatie zal mede van invloed zijn geweest op het wegvallen van de aanspraken van het Hollandse serment van munters. Toen de Staten van Zeeland in 1609 besloten om de munt niet meer te verpachten kwam er op 19 september 1609 gelijk een verzoek van de werklieden uit Dordrecht om volgens hun oude privilegiën ook op de munt van Zeeland te mogen werken. De Staten lieten weten dat er op de munt juist vijf Rijksmuntgezellen aan het werk waren. Door de sluiting in 1606 van de Rijksmunten waren deze werkeloos geworden. Als de munt te Dordrecht zou besluiten dat Rijksmuntgezellen ook daar mochten werken dan wilden de Staten van Zeeland wel weer munters uit Dordrecht toelaten.37 Op 27 juli 1696 werd muntgezel Jan Tack veroordeeld tot het betalen van een boete van vijf schelling en kreeg een scherpe berisping omdat hij geweerwolft had.41 Destijds was iemand uitmaken voor weerwolf of zich verkleden als weerwolf een zeer ernstige overtreding. Weerwolven werden in verband gebracht met hekserij en het meedoen aan rituelen waarbij men zich als weerwolf kleedde of zich als zodanig gedroeg kon ernstige gevolgen hebben.

Muntteken van Middelburg

Op de koperen munten van Zeeland komen geen muntmeestertekens voor maar wel het muntteken van de stad Middelburg, een burchtje. Soms komt er ook wel eens een rozet voor als muntteken, o.a. onder het borstbeeld op de oorden van 1604-1671. Het burchtje onder het borstbeeld van Philips II op de Statenoorden is van een vreemd model. Dit is gedaan om de stukken uit Zeeland en Doornik beter uit elkaar te houden, het muntteken van Doornik was namelijk ook een burchtje. In het boekje Geschiedenis der Zeeuwse munt (10) wordt een stukje aangehaald wat betrekking heeft op het wat afwijkende muntteken: "...dat ook de stuivers en koperen oorten niet als namaaksel te beschouwen zijn, want, zeggen zij (de Staten van Zeeland), daervan blijct oock contrarie by de letteren oft circumferentie ende affteecken van den Burgt als vooren, dwelcke wat is verandert tot differentie van den slach van Doornick, alwaer van gelycken den Burgt voor een afteecken geslagen wort.....". Dit fragment stamt uit een officieel schrijven aan de vergaderde Algemene Staten van Brabant met de bedoeling om het tot biljoen verklaren van de Zeeuwse munten ongedaan te krijgen. In 1581 waren de Zeeuwse munten namelijk per plakkaat tot biljoen verklaard. In het schrijven maken de Staten van Zeeland duidelijk dat de Zeeuwse munten geen vervalsingen zijn maar goede munten. Men vermeldt er duidelijk de eigen provincienaam op af en het muntteken burchtje is zelfs aangepast om verwisseling met de munten van Doornik te voorkomen.

Mechanisering van de munt (11)

Ondanks dat de munt van Zeeland samen met die van Holland een belangrijke plaats innam, is er nog lang met de hand gemunt. Pas in 1671 is er begonnen om het muntbedrijf te mechaniseren. Er werden in dat jaar pletmolens, stansmachines en een schroefwerk aangeschaft. Ook zijn er proeven gestart met een kantschrift machine. De mechanisering is niet geheel vlekkeloos verlopen, regelmatig ging er iets fout of stuk. Vooral de stansmachines bleken een bron van ergernis en men is de muntplaatjes nog tot halverwege de 18e eeuw met de hand gaan maken. Het schroeven van de munten heeft echter al snel het slaan met de hamer geheel verdrongen.

 

ZEE.1: (koper) Statenduit oude type.(V.213.4 - GH.253.12 - PW 4002)

VOORZIJDE: Gekroond wapenschild van Oostenrijk-Bourgondië.

TEKST: PHS. D.G. HISP. Z. REX. CO. Z. (of variant). Dit is voluit: Philippus Dei gratia Hispaniarum z rex comes Zeelandia, en betekent: Philips, bij Gods gratie koning van Spanje en graaf van Zeeland.

KEERZIJDE: Een scheef geplaatst stokkenkruis welke door een vuurijzer heen gestoken is. Van het vuurijzer springen vonken af en eronder hangt een lammetje, dit is het teken van de orde van het gulden vlies. Boven het kruis is een kroontje geplaatst.

TEKST: .PACE. ET. IVSTITIA. (burchtje) (of variant). De tekst betekent: vrede en gerechtigheid.
 

Jeronimus Bruynseels, muntteken burchtje.

    ZJ R3 (Ca. 1580-1581)

Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: PHS. D.G. HISP. Z. REX. CO. Z.
    B: PHS. D:G. HISP. ZREX. CO. Z.
    C: PHS. D:G. HISP - REX. CO. ZE.
    D: PHS. D:G. HISP. REX. CO. .ZE.

KZ: a: PACE. ET. - .IVSTITIA. (burchtje)
   
 b: .PACE. ET. IVSTITIA. (burchtje)


Info:

Variant Ab (ZJ), zie afbeelding (particuliere collectie).

ZJ particuliere collectie

Wettelijk voorschrift: instructie Staten van Zeeland van 24 november 1580. Uit een mark 88 stuks is ca. 2,796 gram per stuk. Sleischat 2˝ stuiver per mark werks.

Van 22 augustus 1580 tot 24 november 1580 is toestemming gegeven om voor 3000 gulden duiten en oorden te slaan om de munt werk te geven. Op 24 november 1580 ontving de muntmeester een instructie waarin wederom oorden en duiten werden voorgeschreven. Op 7 juni 1583 werd de 1e muntbus geopend van muntmeester Jeronimus Bruynseels. Deze bevatte de munten geslagen over de periode van 24 juni 1580 tot 30 april 1583. Hieruit blijkt dat er 796 mark koper vermunt is tot duiten. In de snede 88 stuks (88 stuks uit een mark van 246,084 gram), dus 796 x 88 uit één mark = 70048 stuks. Het gewicht komt dan op 2,796 gram per stuk.

De oplage van 70048 stuks is hoogst waarschijnlijk gezamenlijk met de duit van type ZEE.2. De duiten van het type ZEE.1 zijn waarschijnlijk in de periode augustus 1580 tot ergens in 1581 geslagen en de duiten van het type ZEE.2 mogelijk van 1581 tot april 1583.




ZEE.2: (koper) Statenduit nieuwe type.
(V.95.3 - GH.253.12 - PW 4003)

VOORZIJDE: Gekroond wapenschild van Zeeland met leeuw in de golven.

TEKST: .PHS. D:G. HISP. Z. REX. CO. ZE. (of variant). Dit is voluit: Philippus Dei gratia Hispaniarum z rex comes Zeelandia, en betekent: Philips, bij Gods gratie koning van Spanje en graaf van Zeeland.

KEERZIJDE: Een scheef geplaatst stokken kruis welke door een vuurijzer heen gestoken is. Van het vuurijzer springen vonken af en aan het vuurijzer hangt het teken van het gulden vlies. Boven het kruis is een kroontje geplaatst.

TEKST: .PACE. ET. IVSTITIA. (burchtje) (of variant). De tekst betekent: vrede en gerechtigheid.
 

Jeronimus Bruynseels, muntteken burchtje.

     ZJ R2 (Ca. 1581-1583)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: .PHS. D:G. HISP. REX. CO. ZE.
    B: PHS. D:G. HISP. REX. CO. SE.
    C: PHS. D.G. HISP. REX. CO: ZE.
    D: .PHS. D:G. HISP. REX. CO. E.


KZ: a: .PACE. ET. IVSTITIA. (burchtje) .
    b: PAC. ET. I - VSTITIA (burchtje)

    c: PACE. ET. I - VSTITIA. (burchtje)

    d: .PACE. ET. I - VSTITIA. (burchtje)
    e: .PACE. ET. I - VSTITIA. (burchtje) .

 

Info:

Variant A? (ZJ), particuliere collectie.
Variant Ba (ZJ), Nationale Numismatische Collectie (DNB).
Variant Da (ZJ), afbeelding PW 4003 blz.88.

ZJ diverse (particuliere) collecties

Wettelijk voorschrift: instructie Staten van Zeeland van 24 november 1580. Uit een mark 88 stuks is ca. 2,796 gram per stuk. Sleischat 2˝ stuiver per mark werks.

Deze duiten vallen onder dezelfde vermelding als het type ZEE.1 (periode 24 juni 1580 tot 30 april 1583).
Deze duiten met de gewijzigde beeldenaar op de voorzijde zijn waarschijnlijk geslagen vanaf 1581. In dat jaar werd het namelijk verboden om het borstbeeld en de wapens van Philips II nog langer af te beelden op de munten. De muntmeester van Zeeland ging dit verbod echter pas strikter naleven vanaf mei 1583 na vele klachten vanuit de andere provincies. Het is dus mogelijk dat deze duiten pas geslagen zijn in 1582 of 1583.




ZEE.3: (koper) Statenoord.
(V.95.1/2 - GH.252.12 - PW 4014-4016)

VOORZIJDE: Borstbeeld van Philips II zonder kroon, naar links.

TEKST: PHS. D:G. HISP. Z. REX. CO. ZEL (of variant) en onder het borstbeeld een burchtje. De tekst is voluit: Philippus Dei gratia Hispaniarum z rex comes Zeelandia, en betekent: Philips, bij Gods gratie koning van Spanje en graaf van Zeeland.

KEERZIJDE: Gekroond wapenschild van Oostenrijk-Bourgondië. Om het wapen hangt de keten van de orde van het gulden vlies.

TEKST: PACE. ET. IVSTITIA. (of variant). Dit betekent: vrede en gerechtigheid.
 

Jan Noirot/Jeronimus Bruynseels/Jakob Boreel, muntteken burchtje.

    ZJ S (Ca. 1580-1587)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: .PHS. D:G. HISP. Z. REX. COM. ZE.(burchtje).
    B: (burchtje) .PHS. D:G. HSIP. Z. REX. COM. ZE
    C: (burchtje) .PHS: D:G: HISP: Z: REX. COM. ZEL.
    D: (burchtje) .PHS. D:G. HISP. Z. REX. CO. ZEL.
    E: (burchtje) .PHS. D:G. HISP. Z: REX. C. ZEL.
    F:  .PHS. D:G. HISP. Z: REX. C. ZE.(burchtje).
    G: (burchtje) .PHS. D:G. HISP. Z. REX. COM. ZEL.
    H: (burchtje) .PHS. D:G. HISP. Z. REX. COMIT. ZEL.
    I: (burchtje) .PHS. D:G: HISP. Z: REX. C. ZEL.
    J: (burchtje). .PHS. D:G. HISP. Z. REX. COM. ZEL.
    K: (burchtje) .PHS. D:G. HISP. Z. REX. COMIT. ZE.
    L: (burchtje) .PHS. D:G. HISP. Z. REX. CO. ZE.
    M: (burchtje) :.. PHS. D:G. HISP. Z. REX. CO ZE
    N: (burchtje). - .PHS. D.G. HISP. Z. REX. C. ZE.
    O:  PHS. D:G. HISP Z. REX. COM. ZEL.(burchtje).


    1:
Zonder binnen cirkel om het borstbeeld.
    2:
Met binnen cirkel om het borstbeeld.


KZ: a: .PACE. ET. IV - STITIA.
    b: .PACE. ET. IV - STITIA:
    c: .PACE. ET. - IVSTITIA.
    d: .PACE. ET. I - VSTITIA.
    e: .PACE. ET. - .IVSTITIA.
    f: PACE. ET. - .IVSTITIA
    g: .PACE. ET. - IVSTITIA
    h: .PACE. ET. - .IVSTIA.
    i: DOMINVS. MICHI. ADIVT (R3)
    j: .PACE. ET. - .IVSTITIA
    k: .PACE. ET. IV - STITIA:C:
    l: PACE. ET - .IVSTITIA
 

    I  : Wapen type I met leeuw van Vlaanderen in hartschild.    
    II : Wapen type II met leeuw van Vlaanderen in hartschild.
    III: Wapen type I met zwemmende Zeeuwse leeuw in hartschild.
    IV : Wapen type II met zwemmende Zeeuwse leeuw in hartschild.

Info:

Variant ?2iII (ZJ), particuliere collectie.
Variant A2cI (ZJ), particuliere collectie.
Variant A2hI (ZJ) , particuliere collectie.
Variant D2cI (ZJ), particuliere collectie.
Variant D2dI (ZJ), particuliere collectie.
Variant D2fI (ZJ), particuliere collectie.
Variant F2eI (ZJ), afbeelding Holleman 145 nr.499.

Variant G1eI (ZJ), afbeelding PW 4015 blz.95.
Variant G1eII (ZJ), particuliere collectie.
Variant G2eIII (ZJ), particuliere collectie.
Variant J2cI (ZJ), particuliere collectie.
Variant J1kI (ZJ), afbeelding VCCI 55 nr.232.
Variant K2kI (ZJ), particuliere collectie.
Variant K2?I (ZJ), particuliere collectie.
Variant L2?I (ZJ), particuliere collectie.
Variant M2lI (ZJ), particuliere collectie.
Variant N2eI (ZJ), particuliere collectie.
Variant O2eIV (ZJ), particuliere collectie.

ZJ diverse (particuliere) collecties
ZJ (keerzijde variant i) Particuliere collectie

Wettelijk voorschrift: instructie Staten van Zeeland van 24 november 1580. Uit een mark 44 stuks is ca. 5,592 gram per stuk. Sleischat 2˝ stuiver per mark werks.

De oorden werden vermeld in de volgende muntbus openingen:

24-6-1580 tot 30-4-1583: 7148 mark zuiver x 44 stuks uit één mark = 314512 stuks.
07-5-1583 tot 08-6-1585: 1968 mark zuiver x 44 stuks uit één mark = 86592 stuks.
10-9-1585 tot 25-6-1591: volgens vergunning door de staten van Zeeland (d.d. 26-11-1587)34 om tot een som van 1200 gulden oorden te mogen slaan: 3219 mark zuiver x 44 stuks uit één mark = 141636 stuks.

Dit maakt een totaal van: 542740 stuks welke een gewicht moeten hebben van 5,592 gram. Opvallend is dat deze oorden allen van het type ZEE.3 moeten zijn geweest, dus nog met een borstbeeld gelijkend op dat van Philips II op de voorzijde en het Bourgondische wapenschild op de keerzijde. Het slaan van deze oorden is dus nog doorgegaan nadat de muntmeester in mei 1583 opdracht kreeg om het verbod uit 1581 (verbod om nog langer Philips naam, beeltenis en wapens op de munten af te beelden) strikter uit te voeren (13). De variant met de tekst: DOMINVS MICHI ADIVT is mogelijk de allereerste emissie die geslagen is door Jan/Jean Noirot in de periode 24 juni 1580 tot 22 augustus 1580. Op de volgende pagina is een muntplakkaat afgebeeld welke door de Staten van Brabant op 28 april 1581 werd uitgevaardigd (14). In het plakkaat werden deze oorden van Zeeland verboden verklaard. Op 10 mei 1581 werd in het graafschap Vlaanderen een plakkaat afgekondigd met grotendeels dezelfde inhoud. In dit plakkaat nam men dezelfde maatregelen als te Brabant werden genomen (15). Omdat deze oorden over een langere periode zijn geslagen bestaan er redelijk veel varianten. Buiten de vele tekstvarianten bestaan er ook variaties in het wapenschild, het borstbeeld en het muntteken onder het borstbeeld. Om niet beschuldigt te worden dat zij de oorden van Doornik imiteerden is het muntteken burcht onder het borstbeeld iets anders. Op sommige oorden is de burcht dusdanig misvormd dat hij veel weg heeft van een handje. Op deze wijze leek hij juist weer op de oorden geslagen te Antwerpen. Ondanks dat er behoorlijke aantallen zijn geslagen komen deze oorden niet zo gek veel voor. Op 7 juni 1590 werd besloten dat geen andere koperen munten in Zeeland in omloop mochten zijn dan die welke in dit gewest waren geslagen. Op 22 december 1592 werden de stempels gebroken van de Zeeuwse rijksdaalder, de Zeeuwse daalder van 6 schellingen en van de oortkens.



ZEE.4: (koper) oord.
(V.95.4 - PW 4017)

VOORZIJDE: Neutraal borstbeeld (Willem van Oranje?) naar rechts. Het borstbeeld lijkt nog wat op dat van Philips II.

TEKST: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIAE. (of variant). Dit is voluit: Moneta nova comitatus Zeelandia, en betekent: nieuw geld van het graafschap Zeeland.

KEERZIJDE: Wapenschild met leeuw in de golven. Boven het wapen een lage kroon met een bovenzijde van parels. Boven de kroon staat het jaartal al dan niet gescheiden door een burchtje.

TEKST: LVCTOR. ET. EMERGO (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Melchior Weijntges, muntteken burchtje.

    1601 S
    1602 S
    1603 X
    1604 S

Bekende afslagen etc.

    1601 (hybride met kz van roosschelling) U


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    B: (burchtje) MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    C:
× MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    D:
× MON. NOVA. COMIT. ZELANDIA
    E: MON. NOVA. COMIT. ZELANDIA
    F: MON. NOVA. COMI. ZELANDIÆ
    G: ( )MON. NOVA.. COM(  )ELANDIAE
    H:
MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    I:
×. MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ.
    J: × MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    K: + MON. NOVA. COMIT. ZELANDIA



KZ: a: LVCTOR. ET. EMERGO

    b: ×LVCTOR. ET. EMERGO×
    c: .LVCTOR. ET. EMERGO.
    d: ×LVCTOR. ET. EMERGO (burchtje)
    e: LVCTOR. ET. EMEGO
    f: × LVCTOR × ET × EMERGO ×


    I  :
Jaartal gescheiden door burchtje boven de kroon.
    II :
Jaartal gescheiden door rozet boven de kroon.


Info:


Variant CaI (1601), particuliere collectie.
Variant CcI (1601), particuliere collectie.
Variant GeI (1601), particuliere collectie.
Variant H?I (1601), particuliere collectie.
Variant FaI (1602), particuliere collectie.
Variant FcI (1602), particuliere collectie.
Variant KcI (1602), particuliere collectie.
Variant IfI (1604), particuliere collectie.
Variant JfI (1604), particuliere collectie.


1601
diverse (particuliere) collecties
1602
diverse (particuliere) collecties
1603 PW 4017
1604
diverse (particuliere) collecties

1601 (hybride met kz van roosschelling) particuliere collectie

Wettelijk voorschrift: ordonnantie van 21 september 1601, gewicht volgens Purmer en van der Wiel 5,1 gram (ca. 48 uit een mark).

Geregistreerde gewichten (in grammen:
1601: 3,05 - 4,38
1602: 2,50 - 3,56
1604: 2,40 - 3,15 - 3,60

Op 25 februari 1609 werd de muntbus voor het kopergeld geopend, hieruit bleek dat muntmeester Melchior Weijntges in de periode van 21 november 1601 tot 3 maart 1602 de hoeveelheid van 3188 mark zuiver koper vermunt heeft tot oorden. Dit is 3188 mark x 48 uit één mark = 153024 stuks van ca. 5,13 gram. Deze opgave heeft dan betrekking op de jaartallen 1601 en 1602. Op 23 april 1602 werd door de Staten van Zeeland besloten dat de stempels van de stuivers en oorden ingetrokken moesten worden. Muntmeester Weijntges zag dit niet zitten en probeerde de Staten op andere gedachten te brengen maar om te voorkomen dat het land overspoeld zou raken met Zeeuwse stuivers, oorden en duiten bleven zij bij hun eerdere beslissing.35 Vanaf april/mei 1603 heeft Zeeland gehoor gegeven aan de oproep van de Staten Generaal om de munt stil te laten staan om tot gezamenlijke afspraken te komen. De onderhandelingen duurden nogal lang en zorgde voor veel klachten van de muntmeester maar ook van handelaren die zilver wilden laten vermunten. De munt is daarom tegen de afspraken in op order van de gecommitteerde Raden van Zeeland in 1603 een paar maal open geweest om daalders, schellingen en halve schellingen te slaan. Het jaar daarop moeten de oorden van 1604 in 'alle stilligheid' zijn vervaardigd. Aangezien de stempels voor kleingeld reeds in april 1602 waren ingetrokken en de munt in 1603 alleen kort open is geweest om zilvergeld te slaan betwijfel ik het of er in 1603 oorden zijn geslagen, ik heb ze nog niet in het echt gezien. Pas in 1606 is weer een enigszins normale muntslag op gang gekomen en werd gemunt op de voet zoals afgesproken in het plakkaat van 21 maart 1606.

Een bijzondere hybride met het jaartal 1601 is bekend geworden uit een bodemvondst. In het munthuis is een fout gemaakt en is een verkeerd stempel uitgereikt bij het voorzijde stempel van een oord namelijk een stempel voor een roosschelling 1601. Het formaat van de oord en de roosschelling komen ongeveer overeen dus heeft deze verwisseling plaats kunnen vinden. De fout zal snel ontdekt zijn want tot nu ken ik slechts een exemplaar van deze hybride.




ZEE.5: (koper) oord.
(V.95.4 - PW 4018)

VOORZIJDE: Gewijzigd borstbeeld (Prins Maurits?) naar rechts.

TEKST: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIAE. (of variant). Dit is voluit: Moneta nova comitatus Zeelandia, en betekent: nieuw geld van het graafschap Zeeland.

KEERZIJDE: Wapenschild met leeuw in de golven. Boven het wapen een kroon met drie fleurons. Het jaartal gescheiden aan weerszijden van de kroon.

TEKST: LVCTOR. ET. EMERGO (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Melchior Weijntges, muntteken burchtje.

    1604 S
    1608 X

Balthasar van de Voorde (vader), muntteken burchtje.

    1626 S

Pieter van der Voorde (zoon), muntteken burchtje.

    1636 S
    1637 X

Bekende afslagen etc.

    1636 (zilver) U

       


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: (Rozet).MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ.
    B: (burchtje) MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    C:
×. MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ.
    D:
× MON. NOVA. COMIT. ZELANDIA
    E: MON. NOVA. COMIT. ZELANDIA
    F: MON. NOVI. COMI. ZELANDIÆ
    G:
× MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ


KZ: a: LVCTOR. ET. EMERGO

    b: ×LVCTOR. ET. EMERGO×
    c: .LVCTOR. ET. EMERGO.
    d: LVCTOR. ET. EMERGO (burchtje)
    e: (burchtje) LVCTOR. ET. EMERGO×

    I  :
Geen kruisjes boven de kroon.
    II :
Twee kruisjes boven de kroon.


Info:


Variant ?bI (1604), particuliere collectie.
Variant GbI (1604), particulere collectie.
Variant CdI (1604), particuliere collectie.
Variant GeII (1604), particuliere collectie.
Variant AcI (1626), particuliere collectie.
Variant AcI (1636), particuliere collectie.

1604
diverse (particuliere) collecties
1608 PW 4018
1626
diverse (particuliere) collecties
1636
diverse (particuliere) collecties
1637 PW 4018

1636 (zilver 6,27 gram)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Wettelijke voorschriften: ordonnantie van 21 september 1601. De oorden van 1604 zullen nog op de muntvoet van ca. 48uit een mark zijn geslagen (ca. 5,1 gram). Volgens akte van 1 mei 1626 moest de voet van Holland aangehouden worden namelijk 116 duiten per mark wat betekent dat er vanaf dat jaar 58 oorden per mark werden geslagen. Toestemming van 20 september 1636 op identieke voet als die van 1626.

Het jaartal 1604 is een beetje een overgangsjaar. Er bestaan oorden met het jaartal nog boven de kroon maar ook exemplaren met de cijfers van het jaartal aan weerszijden van de kroon. Zij hebben echter wel beide het wat gewijzigde type borstbeeld. Een duit met het jaartal 1637 bestaat dus in theorie zou een oord met dat jaartal ook kunnen bestaan, ik heb ze nog niet gezien. Zie bij de info van de duiten van het type ZEE.8 voor meer informatie over de toestemmingen om koper tot duiten en oorden te vermunten.



ZEE.6: (koper) oord.
(V.95.4 - PW 4019)

VOORZIJDE: Borstbeeld naar rechts (Prins Maurits?).

TEKST: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ. (of variant) en onder het borstbeeld een burchtje of rozet. De tekst is voluit: Moneta nova comitatus Zeelandiae, en betekent: nieuw geld van het graafschap Zeeland.

KEERZIJDE: Wapenschild met leeuw in de golven. Boven het wapen nu weer een lage kroon met een bovenzijde van parels. Het jaartal gescheiden aan weerszijden van de kroon.

TEKST: .LVCTOR. ET. EMERGO. (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Pieter van der Voorde, muntteken burchtje.

    1641 R            1653 S
    1642 R            1655 X
    1643 R            1657/53 R
    1644 R3           1657/55 X
    1645 X            1657 S
    1649 X      
    1653/43 R2


Jakob Boreel, muntteken burchtje.


    1659 X
    
1663 S

Bekende afslagen etc.

    1663 (zilver) R3



Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ.
    B: MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    C: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIE.
    D: .MON.NOVA   .COMIT. ZELANDIE.

    1: Een burchtje onder het borstbeeld.
    2: Een rozet onder het borstbeeld.


KZ: a: .LVCTOR. ET. EMERGO.
    b: .LVCTOR ET. EMERGO.
    c: .LVCTOR. ET. EMERO
    d: .LVCTOR. ET. EMERGO. ( ).
    e: (rozetje) LVCTOR. ET. EMERGO (rozetje)
    f: .LVCTOR. ET. EMEROG.



Info:

Variant B2a (1641), particuliere collectie.
Variant ?2a (1642), particuliere collectie.
Variant ?2a (1643), particuliere collectie.
Variant A2f (1644), MPO veiling 32 (november 2011) nr.926.
Variant A2a (1653/43),particuliere collectie.
Variant A2a (1653), particuliere collectie.
Variant B2e (1653), particuliere collectie.
Variant A2d (1657/53), particuliere collectie.
Variant A2a (1657), particuliere collectie.
Variant B2a (1663), particuliere collectie.


1641
diverse (particuliere) collecties
1642
diverse (particuliere) collecties
1643
diverse (particuliere) collecties
1644 MPO veiling 32 nr.926
1645 PW 4019
1649 PW 4019
1653/43
diverse (particuliere) collecties
1653
diverse (particuliere) collecties
1655 PW 4019
1657/53
diverse (particuliere) collecties
1657/55 PW 4019
1657
diverse (particuliere) collecties
1659 PW 4019
1663
diverse (particuliere) collecties

1663 (zilver 4,80 gram) PW 4019.1
1663 (zilver 6,78 gram)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1663 (zilver 7,46 gram) Jaaroverzicht 1988
1663 (zilver 7,60 gram) PW 4019.2

Wettelijke voorschriften: goedkeuring van 14 september 1641 door de Staten van Zeeland, waarschijnlijk op de voet van 58 stuks uit een mark. Toestemming van 11 november 1644 om oorden te slaan voor de VOC. Toestemming van de staten van 21 maart 1653. Toestemming van de staten van 21 maart 1653. Toestemming van de Staten van Zeeland van 22 oktober 1663.

Het jaartal 1644 is erg zeldzaam en pas recent terug gevonden. Uit de notulen van de Staten van Zeeland blijkt dat muntmeester van der Voorde op 11 november 1644 toestemming kreeg om voor 500 gulden aan oorden te slaan bestemd voor de Oost Indische Ccompagnie. Zij zijn dus verscheept naar Oost Indië en waren niet bedoeld voor circulatie in Zeeland. Een oplage van 500 gulden betekent dat ongeveer 40.000 stuks zijn geslagen die waarschijnlijk voor het grootste deel als verloren gegaan moeten worden beschouwd. Zie bij de info van de duiten van het type ZEE.8 voor meer informatie over de toestemmingen om koper tot duiten en oorden te vermunten. Dat de jaartalwijziging 1653/43 bestaat kan mogelijk betekenen dat de jaren 1645 en 1649 niet bestaan. Ook de jaren 1655 (een verkeerd gelezen 1653?), de jaartalwijziging 1657/55 (een verkeerd gelezen 1657/53?) en het jaar 1659 (een verkeerd gelezen 1653 of 1657?) zijn nog niet (door mij) gesignaleerd. Als er alsnog afbeeldingen van deze geclaimde jaartallen opduiken dan worden zij hier uiteraard onmiddellijk opgenomen. Bijzonder is het opduiken van het compleet onbekende jaartal 1644 in MPO veiling 32 onder nummer 926 met de tekstfout EMEROG ipv EMERGO. Dit jaartal is naar mijn weten nooit eerder gesignaleerd. Het exemplaar lijkt mij een origineel Zeeuws product ondanks de tekstfout. Van dit type Zeeuwse oorden zijn imitaties bekend uit Reckheim, deze zijn te herkennen aan hun slechte afwerking en hun afwijkende teksten en of jaartallen (zie bij Reckheim voor een volledige opsomming).


ZEE.7: (koper) oord.
(V.95.4 - PW 4020)

VOORZIJDE: Borstbeeld naar rechts ( Prins Maurits?).

TEKST: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ. (of variant) en onder het borstbeeld een burchtje of rozet. De tekst is voluit: Moneta nova comitatus Zeelandiae, en betekent: nieuw geld van het graafschap Zeeland.

KEERZIJDE: Wapenschild met leeuw in de golven. Boven het wapen nu weer een kroon met drie fleurons. Tussen de kroon en de bovenzijde van het wapenschild een krulversiering op de bovenrand van het wapen. Het jaartal gescheiden aan weerszijden van de kroon.

TEKST: .LVCTOR. ET. EMERGO. (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Jakob Boreel, muntteken burchtje.

    1669 N
    1671 X

Bekende afslagen etc.

    1669 (contemporaine vervalsing) R   
    1669 (piedfort) R3
    1669 (zilver) R4


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ.
    B: MON. NOVA. COMIT. ZELANDIÆ
    C: .MON. NOVA. COMIT. ZELANDIE.
    D: .MON.NOVA   .COMIT. ZELANDIE.

    1: Een burchtje onder het borstbeeld.
    2: Een rozet onder het borstbeeld.


KZ: a: .LVCTOR. ET. EMERGO.
    b: .LVCTOR ET. EMERGO.
    c: .LVCTOR. ET. EMERO



Info:

Variant C2? (1669), particuliere collectie.
Variant D2a (1669), afbeelding VCKDG 13-14 nr.337.


1669
diverse (particuliere) collecties
1671 PW 4020

1669 (contemporaine vervalsing) particuliere collectie.
1669 (piedfort 8,30 gram) PW 4020.1
1669 (zilver 4,68 gram)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Wettelijk voorschrift: ordonnantie gecommitteerde raden van 12 maart 1669 volgens advies rekenkamer van 27 februari 1669, het gewicht werd niet bepaald. Volgens Purmer en van der Wiel 62˝ stuks uit een mark (3,94 gram per stuk).

Volgens bovengenoemde ordonnantie zijn van 20 maart 1669 tot 5 augustus 1672 oorden en duiten geslagen . Een exemplaar van het bij Purmer en van der Wiel geclaimde jaartal 1671 heb ik tot nu nog niet gezien. Ook van dit type oorden zijn imitaties bekend uit Reckheim, deze zijn te herkennen aan hun slechte afwerking en hun afwijkende teksten en of jaartallen (zie bij Reckheim voor een volledige opsomming). Er komen ook afwijkende exemplaren voor met correcte teksten welke waarschijnlijk particuliere contemporaine vervalsingen zijn.



ZEE.8: (koper) duit.
(V.95.5 - PW 4004)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst ZEE LAN DIA. in drie regels.

KEERZIJDE: De Hollandse maagd zittende in een tuin gemaakt van takken. Zij wijst met haar rechterhand naar een stralende zon aan de hemel als teken van vertrouwen op de heer. De omheining van de tuin is gevormd van takken, als hek van de tuin dient een klein wapenschildje van Zeeland.

TEKST: LVCTOR. ET. EMERGO. (of variant) en het jaartal. Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Melchior Wijntgens, muntteken burchtje.

     ZJ  R2
    1601 X
    
1604 N
    1609 X

Balthasar van de Voorde (vader), muntteken burchtje.

    1626 R
    1629 X
    
1632 X

Bekende afslagen etc.

     ZJ  R2 (zilver)
    1626 R2 (zilver)
    1632 R3 (zilver)


Pieter van de Voorde, muntteken burchtje.

    1636 R2
    1637 R2

Bekende afslagen etc.

    1637 R3 (zilver)
    1637 R4 (goud)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: ZEE / LAN / DIA
    B: ZEE / LAN / DIA. / .
    C:
    D: ZE / LAN / DIA
    E: ZEE / LAN / DIA / ×
    F: ZEE / LAN / DIA.



KZ: a: (burchtje) .LVCTOR. ET - .EMERGO. (jaartal).
    b: (burchtje) .LVCTOR. ET. - .EMERGO. (jaartal).
    c: (burchtje) .LVCTOR. ET. - .EMERGO. (jaartal)
    d: (burchtje) LVCTOR. ET. - .EMERGO. (jaartal)
    e: (burchtje) .LVCTOR. ET - .EMERGO (jaartal).
    f: .LVCTOR. ET - .EMERGO.
    g: .(burchtje) .LVCTOR. ET. - .EMERGO. (jaartal).
    h: (rozet) (burchtje) LVCTOR. ET - .EMERGO (jaartal)




Info:

Variant Ag (1604) , particuliere collectie.
Variant B(b/c) (1604), particuliere collectie.
Variant Da (1604), particuliere collectie.
Variant Eb (1604), afbeelding PW 4004 blz.89.
Variant Ag (1626) , particuliere collectie.
Variant F? (1626), particuliere collectie.
Variant Fh (1636), particuliere collectie.

  ZJ  slechts weinige (particuliere) collecties
1601 PW 4004
1604
diverse (particuliere) collecties
1609 PW 4004
1626
diverse (particuliere) collecties
1629 Gemeld bij KPK
1632 PW 4004
1636
diverse (particuliere) collecties
1637 slechts weinige
(particuliere) collecties

  ZJ   (zilver 1,50 gram) PW 4004.1
1626 (zilver)
jubileumnummer 400e bijeenkomst van de Amsterdamse Kring 17-10-1994 blz. 56.
1632 (zilver 1,50 gram) PW 4004.1
1637 (zilver 1,50 gram) PW 4004.1
1637 (goud 3,50 gram) PW 4004.2

Wettelijk voorschrift: Zonder jaartal, 1601 en 1604, de ordonnantie van 21 september 1601, gewicht waarschijnlijk 96 stuks uit een mark. Het jaar 1609 is geslagen met toestemming van de Staten van Zeeland van 9 juli 1609, waarschijnlijk ook op de voet van 96 stuks uit een mark. Voor het jaar 1626 de akte van 1 mei 1626 op de voet van Holland namelijk 116 duiten en 58 oorden per mark. De duiten 1636 en 1637 volgens toestemming van 20 september 1636 op identieke voet als die van 1626.

Geregistreerde gewichten (in grammen:
  ZJ  : 1,66
1604: 1,57 - 1,75 - 1,80
1626: 1,41 - 1,62 - 1,70 - 1,72 - 1,84 - 2,17

Op 25 februari 1609 werd de muntbus voor het kopergeld geopend, hieruit bleek dat muntmeester Melchior Wijntgens in de periode van 21 november 1601 tot 3 maart 1602 de hoeveelheid van 154 mark zuiver vermunt heeft tot duiten waarbij niet staat vermeld hoeveel er uit de snede kwamen. Deze vermelding moet dan betrekking hebben op de duiten zonder jaar en die van 1601. De duit zonder jaartal is bekend maar die van 1601 heb ik nog niet onder ogen gehad. Op 16 maart 1609 vroeg muntmeester Wijntgens of hij kopergeld mocht aanmunten. Op 20 maart 1609 hadden de Staten een gesprek over de muntslag met generaalmeester Hendrik van Nispen. Deze verklaarde dat de afspraak was om geen payement te slaan 'maar dat evenwel bij andere Provintien het zelfde zoo strictelyck niet en wort geobserveert'. Hij vond dan ook dat de Staten wel toestemming konden geven om een zekere hoeveelheid kopergeld te laten slaan op een behoorlijke voet.36 Pas op 9 juli 1609 werd Wijntgens toestemming gegeven om het in de munt aanwezige koper voor de helft te vermunten tot oorden en de andere helft tot duiten. Aangezien zijn oorspronkelijk pachttermijn van de munt reeds was afgelopen mocht hij hier niet uit afleiden dat hij nog steeds muntmeester was! De vermelding van de duit 1609 komt voor in de muntbusopening over de periode 4 augustus 1609 tot 5 augustus 1610, oorden zijn voor zover mij bekend niet geslagen. Waar deze duiten gebleven zijn is duister, mij is nog geen enkel exemplaar onder ogen gekomen. Tijdens de tentoonstelling munt van Zeeland 1580-1980 werden munten en penningen tentoongesteld uit de collectie van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Hierbij zou een duit uit 1609 zijn geweest maar in de digitaal beschikbare collectie op internet komt deze niet voor.

Op 15 september 1609 werd een nieuwe muntmeester gekozen die deze keer niet de munt pachtte maar in dienst kwam van de Staten van Zeeland en moest blijven munten op de voet zoals vastgelegd door de Staten Generaal. De nieuwe muntmeester was wederom Melchior Wijntgens. Op 19 maart 1626 opperde de stad Middelburg om 'tot gerief van de Gemeynte' een partij kopergeld te laten slaan, de andere leden hadden zo hun bedenkingen hierover. Toen via de generaalmeesters Simon van der Meyden en Jacob van Nispen bekend werd dat Holland en Westfriesland van plan waren om 40.000 mark duiten te slaan en hierna alle andere duiten te verbieden werd op 1 mei 1626 toch toestemming verleend aan muntmeester Balthasar van de Voorde. Per akte van 1 mei 1626 kreeg hij toestemming om 10.000 mark koper te vermunten tot duiten en oorden. De muntvoet moest gelijk zijn aan die van Holland namelijk tot 116 stuks duiten per mark, dat is 58 stuks oorden per mark.38 De muntmeester heeft geen gebruik maakt van het maximum aantal marken koper dat hij mocht vermunten. Zijn zoon Pieter vroeg 20 september 1636 namelijk of hij het resterend aantal marken koper mocht vermunten. Uit het register van de waardijn bleek namelijk dat zijn vader maar 4000 mark koper tot duiten en oorden had verwerkt.39 Hij verkreeg daarop toestemming om 3000 mark aan duiten en oorden te slaan op dezelfde muntvoet als die in 1626 was voorgeschreven. Op 19 maart 1636 verzocht de pensionaris van het land van Zeeland of het aantal marken mocht worden uitgebreid omdat het tot nu toe slechts 2200 gulden had opgebracht.40 Aangezien er duiten van 1637 bestaan is dit verzoek gehonoreerd.
 
Recent is een duit van dit type met het jaartal 1604 bekend geworden welke is geslagen over een Ierse penny op naam van koningin Elisabeth I. Van Batenburg zijn reeds 2 van dergelijke exemplaren terug gevonden, zie daarvoor in de catalogus bij Batenburg helemaal onderaan. Voor de details van het Zeeuwse exemplaar kijk HIER.



ZEE.9: (koper) duit.
(V.95.6 - PW 4005)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst ZEE LAN DIA. in drie regels.

KEERZIJDE: De Hollandse maagd zittende in een tuin gemaakt van vlechtwerk met palen. Zij wijst nog wel met haar rechterhand naar de hemel als teken van vertrouwen op de heer maar er is geen zonnetje meer. Als hek van de tuin dient een wapenschildje van Zeeland.

TEKST: LVCTOR. ET. EMERGO. (of variant) en jaartal. Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Pieter van de Voorde, muntteken burchtje.

   1641 R2       1648 S
   1642/41 X     1649 X
   1642 S        1653/46 R2
   1643 R2       1653
    
1645 X        1654 X
   1647 S        1657 R  
   1648/47 R2    1658 X
 

Bekende afslagen etc.

    1647 R3 (zilver)
    1647 R4 (goud)

Jacob Boreel, muntteken burchtje.

    1663 S
    1664 S
    1665 X

Bekende afslagen etc.

    1663 R3 (zilver)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: ZEE / LAN / DIA
    B: ZEE / LAN / DIA.
    C: ZEE / LAN / AIA
    D: ZEE / LAN / (gespiegelde D)IA


KZ: a: .LVCTOR. ET. - EMERGO. (jaartal).
    b: .LVCTOR. ET - EMERGO. (jaartal).
    c: .LVCTOR. ET. - EMERGO. (jaartal)
    d: LVCTOR. ET. - EMERGO. (jaartal).
    e: LVCTOR. ET. - EMERGO. (jaartal)
    f: .LVCTOR. ET. - EMERGO. (jaartal).
    g: .LVCTOR. - ET. EMERGO. (jaar)(jaar)
    h: .LVCTOR. ET - .EMERGO. (jaartal).
    
i: .LVCTO. ET. - (....)(jaartal).
    
j: .LVCTOR. ET. - .EMERGO. (jaartal).
    
k: .LUCTOR. ET. - ( )EMERGO. (jaartal).


Info:

Variant Be (1641), particuliere collectie.
Variant Bh (1641), particuliere collectie.
Variant Ba (1642), particuliere collectie.
Variant Bb (1642), particuliere collectie.
Variant B(h) (1647), particuliere collectie.
Variant Bi (1648), particuliere collectie.
Variant B? (1653/46), particuliere collectie.
Variant Bh (1653), particuliere collectie.
Variant Bj (1657), particuliere collectie.
Variant Bk (1663), particuliere collectie.
Variant C? (1663), particuliere collectie.
Variant D(c) (1663), particuliere collectie.
 

1641 diverse (particuliere) collecties
1642/41 PW 4005
1642
diverse (particuliere) collecties
1643 slechts weinig
(particuliere) collecties
1645 PW 4005
1647
diverse (particuliere) collecties
1648
diverse (particuliere) collecties
1649 PW 4005

1653/46 particuliere collectie
1653 diverse (particuliere) collecties
1654 PW 4005
1657
diverse (particuliere) collecties
1658 PW 4005
1663
diverse (particuliere) collecties
1664
diverse (particuliere) collecties
1665 PW 4005

1647 (zilver 1,50 gram) PW 4005.1
1647 (goud 3,50 gram) PW 4005.3
1663 (zilver 4,80 gram) PW 4005.2

Wettelijk voorschrift: goedkeuring van 14 september 1641 door de Staten van Zeeland, waarschijnlijk op de voet van 116 stuks uit een mark. Toestemming van de Staten van 25 oktober 1647. Toestemming van de staten van 21 maart 1653. Toestemming van de Staten van Zeeland van 22 oktober 1663.

Op 9 augustus 1641 dienden de munters een verzoek in of de muntmeester niet 8 ŕ 10.000 ponden Vlaams aan kopergeld mocht slaan om hen nog enigszins aan het werk te houden. De muntmeester werd om advies gevraagd waarna op 14 september 1641 alle leden van de Staten akkoord waren. Hoeveel er is geslagen en op welke voet is niet beschreven maar hoogst waarschijnlijk was dit 116 duiten en 58 oorden uit een mark koper. Aangezien de toestemming laat in 1641 werd gegeven is ook nog in 1642 met de opdracht voort gegaan en er bestaan ook exemplaren van 1643. Het jaar 1641 is daarom zeldzaam, komt het jaar 1642 meer voor en is 1643 weer zeldzaam. De toestemming lijkt dus te zijn uitgesmeerd over eind 1641, het hele jaar 1642 en het begin van 1643. In 1644 zijn alleen oorden geslagen voor de Oost Indische Compagnie. Op 25 februari 1645 kwam een verzoek van de solliciteurs van de compagnie om de muntmeester goedkeuring te geven om een hoeveelheid kopergeld te slaan. Op 10 maart 1645 beloofde men dit te onderzoeken maar heeft het waarschijnlijk geen vervolg gekregen. Duiten en/of oorden met dit jaartal zijn nog niet terug gevonden. Vanwege de opgetreden schaarste aan koperen munt kreeg muntmeester van der Voorde op 25 oktober 1647 toestemming om voor 700 ponden Vlaams aan alleen duiten te slaan. Aangezien de toestemming laat in het jaar werd gegeven bestaan er duiten van zowel 1647 als 1648. In november 1648 riepen de generaals van de munten alle munthuizen op om de stempels in te trekken van de koperen en zilveren payementen. Alleen te Zeeland en Friesland werd toen kopergeld geslagen wat na die datum inderdaad stopte. Het is dan ook niet zeker of duiten van 1649 zoals geclaimd door Purmer en van der Wiel wel bestaan. Op 21 maart 1653 werd weer toestemming gegeven om kopergeld aan te munten namelijk voor 4000 gulden totaal, de helft in oorden en de andere helft in duiten. Op 13 december 1656 vroeg muntmeester van der Voorde weer toestemming om kopergeld aan te munten. Dit moet hem zijn verleend want duiten van 1657 worden genoemd in zijn 5e muntbus. Er moesten nog steeds 116 duiten uit de snede komen (116 stuks uit een mark van 246,084 gram) wat neerkomt op een gewicht van 2,121 gram per stuk. Het aantal geslagen stukken is door Mr. L.W.A. Besier (20) berekend op 223015 stuks. In 1663 vond de stad Middelburg het nodig dat er wederom een partij kopergeld geslagen moest worden. De stad Zierikzee vond dit niet nodig omdat daar voldoende kopergeld in omloop was. Er is in oktober 1663 toch overeenstemming bereikt om voor 300 ponden Vlaams duiten te slaan, ook zijn oorden bekend met dit jaartal. Omdat de toestemming laat in het jaar kwam bestaan er duiten van 1663 en 1664. Het door Purmer en van der Wiel geclaimde jaar 1665 heb ik nog niet kunnen vinden. De duiten van deze vroege series komen zelden in mooie kwaliteit voor. Veel jaren zijn ook over het algemeen schaars tot zeldzaam en slechts mondjesmaat komen afbeeldingen beschikbaar van nog niet terug gevonden jaartallen. Er kunnen ook volledige misslagen voor komen zoals dit exemplaar. Duiten uit deze serie kunnen voorkomen met de U in luctor geschreven als V of als U.



ZEE.10: (koper) duit.
(V.95.6 - PW 4006)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst ZEE LAN DIA. in drie regels.

KEERZIJDE: De Hollandse maagd zittende in een tuin gemaakt van vlechtwerk met palen. Zij wijst met haar rechterhand naar de hemel als teken van vertrouwen op de heer. Als hek van de tuin dient een wapenschildje van Zeeland.

TEKST: LVCTOR. ET. EMERGO. (of variant) en jaartal nu in twee delen gescheiden door een burchtje. Dit betekent: ik worstel en kom boven.
                                       

Jacob Boreel, muntteken burchtje.

     1669 N
    1670 X

Bekende afslagen etc.

    1670 U (zilver)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: ZEE / LAN / DIA


KZ: a: .LVCTOR. - ET. EMERGO. (cijfers)(burchtje)(cijfers)


Info:

Variant Aa (1669), particuliere collectie.

1669 diverse (particuliere) collecties
1670 PW 4006

1670 (zilver 3,71 gram)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen

Wettelijk voorschrift: ordonnantie gecommitteerde raden van 12 maart 1669 volgens advies rekenkamer van 27 februari 1669.

Omdat er met name op Walcheren schaarste was ontstaan aan kleingeld werd op 30 januari 1669 besloten om voor 20 a 25.000 gulden aan kleine munt te laten slaan in de vorm van schellingen, dubbele en enkele stuivers maar ook in oorden en duiten. Het jaartal 1669 komt veel voor terwijl het bij Purmer en van der Wiel geclaimde jaartal 1670 in koper nog niet (door mij) is terug gevonden. Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen bezit wel een zilveren afslag met dit jaartal.



ZEE.11: (koper) duit.(V.95.7 - PW 4007)

VOORZIJDE: Een tulpkrans met daarin de tekst ZEE LAN DIA. in drie regels met daaronder het jaartal.

KEERZIJDE: De Hollandse maagd zittende in een tuin. Zij wijst met haar rechterhand naar de hemel als teken van vertrouwen op de heer. Het hek van de tuin is een wapenschildje van Zeeland.

TEKST: .LUCTOR ET. EMERGO (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Hendrik van Heumen, muntteken burchtje.

    1680 R3
    1681 N

Bekende afslagen etc.

    1681 R4 (goud)

Hendrik van Dusseldorp, muntteken burchtje.

    1683 S       1686/85 X
    
1684 N       1686 S
    1685 N       1689 N

Bekende afslagen etc.

     ZJ  U  (incuse kz)
    168  R3 (ontbrekend cijfer)
    1681 R3 (zilver)
    1681 X  (goud)
    1683 X  (zilver)
    1684 U  (goud)
     684 R3 (ontbrekend cijfer)
    1686 X  (goud)
    1689 R4 (goud)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: ZEE / LAN / DIA / (jaartal)
    B: ZEE / LAN / DIA / .(jaartal).
    C: ZEE / LAN / DIA / (jaartal).
    D: ZEE / LAN / DIĆ / (jaartal)
    E: ZEE / LAN / DIN / (jaartal)
    F: ZEE / LΛN / DIΛ / (jaartal)

    1: Krans type 1.
    2: Krans type 2.
    3: Krans type 3.


KZ: a: (burchtje).LUCTOR - ET. EMERGO
    b: (burchtje). LUCTOR. - ET. EMERGO.
    c: (burchtje). LUCTOR. - ET EMERGO.
    d: (burchtje) LUCTOR - ET EMERG - O
    e: (burchtje) .LUCTOR. - ET EMERGO
    f: (burchtje) .LUCTOR ET. EMER
    g: (burchtje) LUCTOR. - ET. EMERGO
    h: LUCTOR. - ET. EMERGO.
    i: (burchtje). LUCTOR. - ET. EMERGO
    j: (burchtje). LUCTOR. - ET EMERGO
    k: (burchtje). LUCTOR - ET EMERGO
    l: (burchtje). LUCTOR - ET EMERGO.
    m: (burchtje). LUCTOR. - .ET. EMERGO
    n: (burchtje)o LUCTOR. - ET. EMERGOo

    o: (burchtje)( )LUCTOR. E - T. EMERGO ( )
    p: (burchtje)(rozet) . LUCTOR. - ET EMERGO (rozet)
    q: .LUCTOR - ET. EMERG.
    r: (burchtje)o LUCTORo - ETo EMERGO



 


Info:

Variant A2a (1680), particuliere collectie.
Variant A1b (1681), particuliere collectie.
Varaint B1p (1681), particuliere collectie.
Variant A1b (1683), particuliere collectie.
Variant A1b (1684), particuliere collectie.
Variant D3g (1684), particuliere collectie.
Variant E (1684), particuliere collectie.
Variant A2c (1685), particuliere collectie.
Variant A3(a/i) (1685, particuliere collectie.
Variant D3i (1685), particuliere collectie.
Variant D (1686), particuliere collectie.
Variant D3r (1686), particuliere collectie.
Variant A2b (1689), particuliere collectie.
Variant A2d (1689), particuliere collectie.
Variant A2f (1689), particuliere collectie.
Variant A3a (1689), particuliere collectie.
Variant A3q (1689), particuliere collectie.
Variant F3a (1689), particuliere collectie.
Variant A2n (1689 goud), afbeelding VCLS 25 nr.746.

1680 KPK
1681 diverse (particuliere) collecties
1683 diverse (particuliere) collecties
1684 diverse (particuliere) collecties
1685 diverse (particuliere) collecties
1686/85 PW 4007
1686 diverse (particuliere) collecties
1689 diverse (particuliere) collecties

ZJ (incuse kz), particuliere collectie
168 (ontbrekend cijfer), particuliere collectie)
1681 (zilver) KPK
1681 (goud 3,50 gram) PW 4007.2
1683 (zilver 5,50 gram) PW 4007.1
1684 (goud 3,47 gram) Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1686 (goud 3,50 gram) PW 4007.2
1689 (goud 3,50 gram) VCLS 25 nr.746

Wettelijk voorschrift: resoluties gecommitteerde raden van 24 oktober 1679, 29 januari 1681, 17 april 1683 en 2 november 1688.

Duiten met het jaartal 1689 worden nog wel eens aangezien voor het jaartal 1680. Dit eerste jaartal van de serie komt nooit voor en ik heb tot nu geen overtuigend exemplaar in handen gehad. Het jaartal is echter met een duidelijke foto afgebeeld in het handboek van het kopergeld van de heren Purmer en van der Wiel. Een passage in de notulen van de Staten van Zeeland kan verklaren waarom deze duit zo zeldzaam is. Op 23 augustus 1679 werd bepaald dat 40 soldaten onder leiding van twee sergeants naar Suriname gezonden moesten worden. Suriname was in die tijd in het bezit van de Staten van Zeeland en men had soldaten nodig om uitgebroken opstanden de kop in te drukken. Er werd ook bepaald dat voor 800 gulden aan duiten geslagen moest worden van dezelfde waarde en met het zelfde gewicht als de reguliere duiten. Deze duiten moesten worden verzonden naar Suriname voor gebruik aldaar en geen andere dan die in 1679 geslagen zouden worden. Uiteindelijk zijn de duiten pas in 1680 geslagen en is de gehele oplage naar Suriname verdwenen wat de zeldzaamheid kan verklaren.

De duiten van dit type komen wel voor als overslagen op andere koperen munten. Veelal op dubbele tournosen (double tournois) van Frankrijk. Bekend zijn o.a. meerdere exemplaren van 1684, zie hier een voorbeeld. Een duit van 1689 is bekend met de klop "adelaar" van Deventer (21).

De klop is vermoedelijk in 1702 aangebracht tijdens de sanering van het kopergeld. Te Deventer bleven mogelijk alleen geklopte exemplaren (tijdelijk) geldig. Op 13 december kondigden de Staten van Holland en West-Friesland per plakkaat van 13 december 1701 een sanering aan van het kopergeld (22). De andere provincies namen direct actie en verboden alle duiten uit andere provincies en steden om niet overspoeld te raken met de uit Holland en West-Friesland geweerde duiten. Ook Zeeland nam maatregelen en publiceerde de bovenstaande waarschuwing (23). Alleen de Zeeuwse duiten werden nog gangbaar verklaard. Pas in 1714 werd ook een nieuw type geslagen te Zeeland (ZEE.11). Formeel moeten tot die tijd de oude typen ZEE.8 tot ZEE.11 dus nog gecirculeerd hebben ondanks dat de duiten van de andere provincies na 1702 van een betere kwaliteit waren.



ZEE.12: (koper) duit.
(V.95.7 - PW 4008)

VOORZIJDE: (burchtje) met daaronder ZEE LAN DIA in drie regels en het jaartal.

KEERZIJDE: Een leeuw in de golven in een binnen cirkel.

TEKST: LUCTOR. ET. EMERGO. (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

David Fiers, muntteken burchtje.

    1714 S
    1717 R
    1720 R
    1721 X

Bekende afslagen etc.

    1714 R3 (piedfort)
    1714 R2 (zilver)


Voorkomende keerzijdevarianten:

VZ: A: * (burchtje) * / ZEE / LAN / DIA / (jaartal)


KZ: a: * LUCTOR. ET. EMERGO
    b: * LUCTOR ET EMERGO

    I :
Binnen cirkel om de leeuw.
    II:
Geen binnen cirkel om de leeuw.


Info:

Variant AaI (1714), afbeelding PW 4008 blz.91.
Variant AbII (1714), particuliere collectie.
Variant AaI (1717), particuliere collectie.
Variant AaII (1720), particuliere collectie.

1714 diverse (particuliere) collecties
1717
diverse (particuliere) collecties
1720
diverse (particuliere) collecties
1721 PW 4008

1714 (piedfort 6,00 gram) PW4008.1
1714 (zilver) PW4008.2

De nieuwe Zeeuwse duit van 1714 werd door de Staten van Holland samen met andere vreemde duiten per plakkaat van 15 december 1714 verboden verklaard (24). Utrecht volgde dit voorbeeld op 2 januari 1715 gevolgd door Gelderland (25). De reden voor het verbod was het te lage gewicht van deze nieuwe duiten. Zeeland hield zich niet aan het voorgeschreven gewicht van ca. 3,84 gram. Exemplaar in mijn bezit wegen slechts 2,7 gram en 2,2 gram.


ZEE.13: (koper) duit.
(V.213.5 - PW 4009)

VOORZIJDE: (burchtje) met daaronder ZEE LAN DIA in drie regels en het jaartal.

KEERZIJDE: Een klein ovaalvormig gekroond wapenschild met leeuw in de golven.

TEKST: LUCTOR. ET. EMERGO. (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Pieter Kappeine, muntteken burchtje.

    1724 R3


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: (burchtje) / ZEE / LAN / DIA. / .(jaartal).


KZ: a: LUCTOR. ET. EMERGO


Info:

Variant Aa (1724), afbeelding PW 4009 blz.92.

1724 PW4009

Wettelijk voorschrift: (mij) niet bekend.

Deze uiterst zeldzame duit betreft waarschijnlijk een proef om een nieuwe serie te introduceren. De keerzijde is waarschijnlijk afgekeurd want er is nog in hetzelfde jaar een serie gestart met een gewijzigd wapenschild (zie het volgende type ZEE.13).



ZEE.14: (koper) duit.
(V.96.2 - PW 4010)

VOORZIJDE: (burchtje) met daaronder ZEE LAN DIA in drie regels en het jaartal.

KEERZIJDE: Een gekroond ingebogen wapen met leeuw in de golven.

TEKST: LUCTOR. ET. EMERGO. (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Pieter Kappeine, muntteken burchtje.

    1724 N        1747 N
    1725 R        1747/40 N detail
    1727 N        1748/40 S
    1735 X        1748/47 S
    1736 N        1748 N     
    1737 X        1749 N        
    1740 N        1752 R
    1741 N       

Bekende afslagen etc.

   
1724 U  (zilver)
    1725 R2 (zilver)
   
1725 R3 (goud)
   
1727 R3 (hybride vz×vz)
   
1741 R  (zilver)

Martinus Holtzhey, muntteken burchtje.

    1753 N
    1754/53 R3

Bekende afslagen et.

    1753 S (zilver)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: *(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA. / .(jaartal).
    B:
*(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA  / .(jaartal).
    C: *(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA. / .(jaartal)
    D: *(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA. / (jaartal)
    E: *(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA  / (jaartal)  

    1: Zeelandia met grote letters en Romeinse I in jaartal.
    2: Zeelandia met kleine letters.
    3: Zeelandia met grote letters en Arabische 1 in jaartal.


KZ: a: LUCTOR. ET. EMERGO.
    b: LUCTOR. ET. EMERGO
    c: .LUCTOR. ET. EMERGO.
    d: LUCTOR. ET. EMERGO:
    e: LUCTOR ET EMERGO
    f: LUCTOR. ET EMERGO.


Info:

Variant A1a (1724), particuliere collectie.
Variant A3a (1724), particuliere collectie.
Variant A3a (1725), particuliere collectie.
Variant A3b (1725 zilver), VCLS 30 nr.603.
Variant A1b (1727), particuliere collectie.
Variant A2a (1736), particuliere collectie.
Variant A2b (1736), particuliere collectie.
Variant A1a (1740), afbeelding PW 4010 blz.92.
Variant A1a (1741), particuliere collectie.
Variant A1a (1747/40), particuliere collectie.
Variant A1a (1747), particuliere collectie.
Variant A1a (1748/47), particuliere collectie.
Variant A1b (1748), particuliere collectie.
Variant A1c (1749), particuliere collectie.
Variant B1b (1752), particuliere collectie.
Variant A1e (1753), particuliere collectie.
Variant E1b (1754/53), particuliere collectie.
 

1724 diverse (particuliere) collecties
1725
diverse (particuliere) collecties
1727
diverse (particuliere) collecties
1735 PW 4010
1736
diverse (particuliere) collecties
1737 PW 4010
1740
diverse (particuliere) collecties
1741 diverse (particuliere) collecties
1747/40 particuliere collectie
1747
diverse (particuliere) collecties
1748/47 VCCI 52 nr.227
1748
diverse (particuliere) collecties
1749
diverse (particuliere) collecties
1752
diverse (particuliere) collecties
1753
diverse (particuliere) collecties
1754/53
particuliere collectie

1724 (zilver 5,50 gram) Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1725 (zilver) MPO 36 nr.889
1725 (goud 4,50 gram) PW 4010.3
1727 (hybride vz×vz) PW 4010.4

1741 (zilver) VCLS 23 nr.584
1753 (zilver) MPO 36 nr.890

Wettelijk voorschrift: (mij) niet bekend.

Het ingebogen wapenschild van dit type heeft een bolle bovenzijde welke ongeveer de onder rand van de kroon volgt. Er kunnen exemplaren voorkomen geslagen over VOC duiten zoals dit exemplaar.
Recent is dit exemplaar van 1724 aangemeld waarbij een deel van de tekst luctor et emergo op de keerzijde niet klopt. Het kan een stempel verschuiving zijn waarna de munt nog een keer is geslagen.
Mochten er meer exemplaren opduiken dan is het mogelijk een stempelfout. Recent zijn exemplaren ontdekt van dit type die het jaartal 1754 dragen. Het betreft meestal exemplaren waarbij het stempel van
1753 is veranderd naar 1754. Er zijn echter ook exemplaren waarbij dit niet zo duidelijk is zoals
dit exemplaar. 



ZEE.15: (koper) duit.
(V.96.3 - PW 4011.2)

VOORZIJDE: (burchtje) met daaronder ZEE LAN DIA in drie regels en het jaartal 1754.

KEERZIJDE: Een gekroond ingebogen wapenschild met leeuw in de golven.

TEKST: LUCTOR ET EMENTOR (of variant). Dit betekent: ik vecht en (ga) dood.
 

Martinus Holtzhey, muntteken burchtje.

    1754 N

Bekende afslagen etc.

    1754 R (zilver)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: *(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA / 1754

    1: Zeelandia met grote letters.
    2: Zeelandia met kleine letters.


KZ: a: LUCTOR ET EMENTOR


Info: (27)

Variant A1a (1754), particuliere collectie.
Variant A2a (1754), particuliere collectie.

1754 diverse (particuliere) collecties

1754 (zilver) PW 4011.7

Wettelijk voorschrift: (mij) niet bekend.

Dit type heeft de opzettelijke fout EMENTOR i.p.v. EMERGO in het omschrift op de keerzijde. De algemene uitleg hiervoor is dat de stempelsnijder Martinus Holtzhey Jr. dit heeft gedaan na een ruzie met de Zeeuwse overheid. Martinus Holtzhey Jr. heeft waarschijnlijk nooit stempels gesneden maar zijn in de jaren 1752-1754 de muntstempels gesneden door zijn vader Martinus Holtzhey Sr. Zijn minderjarige zoon was alleen formeel als stempelsnijder benoemd zodat het volle salaris kon worden genoten voor de functie van stempelsnijder. Martinus Holtzhey Jr. ging in opleiding voor essayeur omdat het vak van stempelsnijder niet geschikt voor hem was. Hij volgde zelfs in 1765 zijn vader op als muntmeester, iets wat niet gebeurd zou zijn als hij verantwoordelijk was geweest voor deze duit. In januari 1754 zijn er problemen geweest met fraude of vermissing in het munthuis. Wat de problemen precies waren en wat de bestraffing is geweest is niet duidelijk. Volgens Drs. G. van der Meer is er ook zeer intensief onderzoek gedaan naar deze duiten in archieven en oude kranten uit de tijd maar is er niets gevonden. Dit onderzoek dateert echter uit 1900 door Mej. M. de Man maar misschien is er nu iets nieuws te vinden door betere ontsluiting of nieuwe vondsten/aanwinsten in de archieven? De problemen in het munthuis gingen naar mijn mening niet over de ementor duiten. Van 1754 zijn namelijk varianten 1754 gewijzigd uit 1753 bekend met op de keerzijde nog het oude wapen (hier een 2e exemplaar). Aannemelijk is dat deze is geslagen vroeg in 1754 (januari/februari) toen er nog geen stempels met het nieuwe jaar waren en nog geen stempels van het nieuwe keerzijde type. Introduceerde misschien de nieuwe stempelsnijder Johan Matthias Holtzhey het nieuwe type en mogelijk ook de nieuwe (verkeerde) tekst? Misschien is de fout stil gehouden en is er verder geen ophef over gemaakt. De ementor duiten komen veel voor, de correcte emergo duiten zijn zelfs wat schaarser. Zij zijn dus op grote schaal geslagen en een illegale actie van muntpersoneel lijkt mij daardoor uitgesloten. Wat betekent ementor eigenlijk precies? In het klassiek Latijn bestaat dit woord helemaal niet. Volgens Ducange zou Ementare “doden” betekenen. Luctor et ementor zou dus ik vecht en dood kunnen betekenen of ik vecht en ga dood. Zie hier een artikel over deze interessante duit.

In oude literatuur is bij toeval wel iets te vinden over deze duit. Zo vond ik in het boekje Geschied- en letterkundig mengelwerk deel 5 uit 1834 door Mr. J. Scheltema op blz. 55/56 een stukje over namen en betekenissen van oude munten. Hij bespreekt hier ook kort de Zeeuwse duit met de tekst LUCTOR ET EMENTOR. Het blijkt dat men 80 jaar na dato de precieze toedracht tot het ontstaan van deze duit ook niet (meer) precies wist. Hem leek de volgende verklaring de meest juiste (wist hij meer verhalen?): In 1754 moesten er financiële schikkingen getroffen worden tussen de provincie Holland en Zeeland waarbij de uitkomst voor Zeeland in de ogen van sommige personen zeer in het nadeel was. Een van de personen (volgens "De oude tijd" van 1872 blz. 82 de muntmeester) die zeer tegen de uitkomst was wist een muntstempel met de afwijkende tekst te laten maken en deze in handen van het personeel te spelen. Omdat de afwijking slechts gering was zijn er zeer veel exemplaren geslagen voordat zij werden ontdekt. De persoon die hier achter zat is nooit gepakt en men heeft getracht zoveel mogelijk van de foute duiten weer in te wisselen. Tot zover het stukje van Mr. J. Scheltema welke ook door Marie de Man werd aangehaald in haar artikel "Les dutes Zelandaises a la legende LUCTOR ET EMENTOR" van oktober 1899.

In 1856 duikt een vraag op over deze duit in De Navorscher VI blz. 137, "een middel tot gedachtenwisseling en letterkundig verkeer tuschen allen, die iets weten, iets te vragen hebben, of iets kunnen oplossen". De heer G. van Sandwijk weet daar te melden dat de Zeeuwse duit met de afwijkende tekst LUCTOR ET EMENTOR reeds in de tijd dat de duiten nog gangbaar waren, een gezocht exemplaar was bij de penningverzamelaars. Hij zat in de positie dat hij reeds gedurende 40 tot 50 jaren wekelijks de kerkelijke collectezak kon nakijken en op die manier slechts twee exemplaren heeft weten te bemachtigen. Hij vraagt nu verdere informatie over het ontstaan van de duit. Op blz. 324 staat een antwoord van ene C.G.B. die exact het verhaal van Mr. J. Scheltema herhaald en dit met zekerheid als bron heeft gebruikt. Hij weet verder te melden dat hij jaren lang de duitenbakken van winkeliers heeft doorsnuffeld en 360 pond duiten heeft kunnen doorzoeken tijdens de inwisseling en zodoende een 30 tal van deze duiten bezit. Een antwoorder die onbekend wenste te blijven (N.N.) meld dat de duit niet zeldzaam is en hij er wel 50 bezit zowel met kleine als met grote letters. In de Navorscher IX blz. 171/172 komt ene D. te D. nog op de duiten terug en weet te melden dat de muntmeester gevangen werd gezet totdat alle foute duiten boven water waren gekomen. Hij zou als gevolg van zijn gevangenschap hieraan zijn overleden. Een dag nadat de muntmeester was vastgezet werden de duiten reeds voor 1 tot 2 gulden per stuk verkocht volgens kranten uit die tijd. Het overlijden van de muntmeester is aantoonbaar fout waardoor ook bij de rest van dit verhaal vraagtekens moeten worden gezet. Marie de Man verklaard in haar artikel "Les dutes Zelandaises a la legende LUCTOR ET EMENTOR" van oktober 1899 dat zij intensief gezocht heeft in oude kranten uit die tijd maar niets gevonden heeft.


ZEE.16: (koper) duit.
(V.96.2 - PW 4011)

VOORZIJDE: (burchtje) met daaronder ZEE LAN DIA in drie regels en het jaartal.

KEERZIJDE: Een gekroond ingebogen wapen met leeuw in de golven. Dit wapen is iets anders als die van het vorige type.

TEKST: LUCTOR ET EMERGO (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Martinus Holtzhey (vader), muntteken burchtje.

    1754 S         1759 R2
    
1755 N         1760 N
    1756 N         1761 N
    1757 N         1762 N
    1758/57 R      1763 N
    1758 N

Bekende afslagen etc.

     ZJ R3 (hybride kz×kz)
    1
754 S (zilver)
   
1754 R4 (goud)
   
1755 R2 (zilver)
   
1755 R2 (goud)
   
1757 R2 (zilver)
   
1757 R2 (goud)
   
1758/57 R2 (klein muntplaatje en kabelrand)
   
1758 R2 (klein muntplaatje)
   
1758 S (zilver)
   
1759 R (zilver)
   
1761 R (zilver)
   
1762 U (incuse)

Martinus Holtzhey (zoon), muntteken burchtje.

    1764 N
    1765 N
    1766 N

Bekende afslagen etc.

    1764 U (incuse)
    1765 S (zilver)


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: *(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA. /  (jaartal).
    B:
*(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA  /  (jaartal)
   
C:
*(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA. /  (jaartal)
    D: *(burchtje)* / ZEE / LAN / DIA. / .(jaartal).

    1: Zeelandia met grote letters.
    2: Zeelandia met kleine letters.


KZ: a: LUCTOR ET EMERGO
    b: LUCTOR. ET. EMERGO
    c: LUCTOR. ET EMERGO
    d: LUCTOR ET EMERGO.

    I : Puntjes tussen de fleurons van de kroon.
    II: Geen puntjes tussen de fleurons van de kroon.


Info:

Variant B2aII (1754), particuliere collectie.
Variant B2aI (1754 zilver), afbeelding VCLS 30 nr.605.

Variant B2aI (1755), afbeelding PW 4011 blz.93.
Variant D2bI (1756), particuliere collectie.
Variant A1bI (1757), particuliere collectie.
Variant A1bI (1758), particuliere collectie.
Variant (D)1?? (1759), particuliere collectie.
Variant A1aI (1760), particuliere collectie.
Variant B1dI (1761), particuliere collectie.
Variant B1dI (1762), particuliere collectie.
Variant B1aI (1763), particuliere collectie.
Variant A1aII (1764), particuliere collectie.
Variant B1aI (1764), particuliere collectie.
Variant A1aI (1765), particuliere collectie.
Variant A1aII (1765), particuliere collectie.
Variant B1aI (1766), particuliere collectie.
 

1754 diverse (particuliere) collecties
1755
diverse (particuliere) collecties
1756
diverse (particuliere) collecties
1757
diverse (particuliere) collecties
1758/57
diverse (particuliere) collecties
1758
diverse (particuliere) collecties
1759
diverse (particuliere) collecties
1760 diverse (particuliere) collecties
1761
diverse (particuliere) collecties
1762
diverse (particuliere) collecties
1763
diverse (particuliere) collecties
1764
diverse (particuliere) collecties
1765
diverse (particuliere) collecties
1766
diverse (particuliere) collecties

ZJ (hybride kz×kz) PW 4011.4
1754 (zilver 3,85 gram)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1754 (goud 3,52 gram) VCLS 24 nr.346
1755 (zilver) PW 4011.7
1755 (goud 3,50 gram) PW 4011.8
1757 (zilver) PW 4011.7
1757 (goud 3,50 gram) PW 4011.8
1758/57 (klein muntplaatje en kabelrand) PW 4011.5
1758 (klein muntplaatje) PW 4011.6
1758 (zilver) Jaaroverzicht 1988
1759 (zilver) VCLS 24 nr.404
1761 (zilver) VCLS 23 nr.585
1762 (incuse), particuliere collectie
1765 (zilver) VCLS 30 nr.606
1765 (zilver 4,05 gram) VCKdeG 28 nr.148

Wettelijk voorschrift: (mij) niet bekend.

Het wapenschild van dit type is meer ingebogen en heeft een instulping aan de bovenzijde. In de Muntkoerier nr.2 uit 1986 staat op blz.45 een afbeelding van een duit van dit type die op het eerste gezicht het jaartal 1767 draagt. De 7 van 67 is echter anders dan de 7 van 17. Identieke exemplaren bevinden zich in diverse particuliere verzamelingen, zie hier een voorbeeld. Het betreft hier een duit met het jaartal 1763 waarvan de drie zeer curieus is gesneden en nogal beneden in de rand staat.


ZEE.17: (koper) duit.
(V.96.5 - PW 4012)

VOORZIJDE: Een weelderige rococo stijl versiering met daarin een burchtje tussen twee stervormige rozetten, daaronder ZELAN DIA met 1 E en het jaartal.

KEERZIJDE: Een gekroond ovaalvormig wapenschild met leeuw in de golven. Het wapenschild is versierd in de zogenaamde rococo stijl.

TEKST: LUCTOR ET EMERGO (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven. Het begin van de tekst begint bij dit type aan de linkeronderzijde van het wapenschild.
 

Martinus Holtzhey (zoon), muntteken burchtje.

    1766 N         1780 N
    1767 N         1781 N
    1768 N         1782 N
    1769 N         1783 N
    1770 X         1784 S
    1772 X         1785 N
    1776* N        1786/85 R
    1776** S       1786 N
    1777/76 R      1787/86 R
    1777 N         1787 N
    1778 N         1788 N
    1779 N

*  Normaal muntplaatje (21 a 22 mm).
**
Groot muntplaatje (23 a 24 mm).

Bekende afslagen, misslagen etc.

     ZJ  R4 (incuse KZ)
    1767 U  (incuze VZ)
    1768 S  (zilver)
    1769 R  (zilver)
    1785 R4 (incuse VZ)
    1787/86 R (zilver)
    1788 S (zilver)


Petronella Holtzhey-Slob, muntteken burchtje.


    1789 N
    1790 N
    1791* N
    1791** N
    1792 N

*   Kleine 7 in jaartal.
**
  Grote 7 in jaartal.

Bekende afslagen etc.

     1791  R3 (incuse VZ)

 

Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: (burchtje) / ZELAN / DIA / (jaartal)

    1: Met Arabische 1 in het jaartal.
    2: Met Romeinse I in het jaartal.


KZ: a: LUCTOR ET - EMERGO

    I  : De onderzijde heeft een lange krulvormige versiering.
    II : De onderzijde heeft een versiering van korte streepjes/sprietjes.
    III: De onderzijde heeft een versiering van lange streepjes/sprietjes.

 

Info:

Variant A1aI (1766), particuliere collectie.
Variant A1aI (1767), particuliere collectie.
Variant A1aII (1768), particuliere collectie.
Variant A2aII (1768), particuliere collectie.
Variant A1aI (1769), particuliere collectie.
Variant A1aII (1769), particuliere collectie.
Variant A1aI (1776*), particuliere collectie.
Variant A1aI (1777), particuliere collectie.
Variant A1aII (1778), particuliere collectie.
Variant A1aII (1779), particuliere collectie.
Variant A1aII (1780), particuliere collectie.
Variant A1aII (1781), particuliere collectie.
Variant A1aII (1782), particuliere collectie.
Variant A1aIII (1783), particuliere collectie.
Variant A1aI (1784), particuliere collectie.
Variant A1aII (1784), particuliere collectie.
Variant A1aIII (1784), particuliere collectie.
Variant A1aI (1785), particuliere collectie.
Variant A1aI (1786/85), particuliere collectie.
Variant A1aIII (1786), particuliere collectie.
Variant A1aI (1787), particuliere collectie.
Variant A1aI (1788), particuliere collectie.
Variant A1aI (1789), particuliere collectie.
Variant A1aI (1790), particuliere collectie.
Variant A1aI (1791*), particuliere collectie.
Variant A1aI (1791**), particuliere collectie.
Variant A1aI (1792), particuliere collectie.
 

1766 diverse (particuliere) collecties
1767
diverse (particuliere) collecties
1768
diverse (particuliere) collecties
1769
diverse (particuliere) collecties
1770 PW 4012
1772 PW 4012
1776*
diverse (particuliere) collecties
1776**
diverse (particuliere) collecties
1777/76 PW 401
1777
diverse (particuliere) collecties
1778 diverse (particuliere) collecties
1779
diverse (particuliere) collecties
1780
diverse (particuliere) collecties
1781
diverse (particuliere) collecties
1782
diverse (particuliere) collecties
1783
diverse (particuliere) collecties
1784
diverse (particuliere) collecties
1785
diverse (particuliere) collecties
1786/85 particuliere collectie
1786
diverse (particuliere) collecties
1787/86 PW 4012
1787
diverse (particuliere) collecties
1788
diverse (particuliere) collecties
1789
diverse (particuliere) collecties
1790
diverse (particuliere) collecties
1791*
diverse (particuliere) collecties
1791**
diverse (particuliere) collecties
1792
diverse (particuliere) collecties

ZJ (incuse KZ) particuliere collectie
1767 (incuse VZ)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1791 (incuse VZ) particuliere collectie

1768 (zilver 3,94 gram) Jaaroverzicht 1988
1769 (zilver 4,09 gram)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1787/86 (zilver) Jaaroverzicht 1988
1788 (zilver) PW 4012.2

Wettelijk voorschrift: (mij) niet bekend.

In 1765 werd gezocht naar een nieuw type duit. Uiteindelijk resulteerde dat in dit type. Er bestaat echter een proef uit 1765 met een afwijkend wapen welke in het bezit is van het Amsterdams Museum, zie HIER.

De vorm van de versiering onder aan het wapenschild kan mede behulpzaam zijn bij het determineren van een jaartal overslag. De duiten met het jaartal 1785 hebben b.v. een versiering van het type I onder het wapenschild. De duiten met de stempel verandering 1786/85 hebben ook dit type versiering. De "gewone" duiten van 1786 hebben echter een versiering van het type III onder het wapenschild. Dit hulpmiddel moet wel met enige voorzichtigheid gehanteerd worden omdat sommige jaartallen met alle drie de versieringstypen voorkomen. Zo komen de duiten van 1784 voor met alle drie de versieringstypes. Bij munthandel G. Henzen kwam in de augustuslijst 1999 onder nummer 1205 de overslag 1787 over 1783 voor. Omdat mogelijk verwarring kan bestaan met de overslag 1787 over 1786 (vermeld door Purmer en van der Wiel) heb ik deze overslag nog niet opgenomen.

De Staten van Holland en West-Friesland herhaalden in een plakkaat van 24 mei 1769 nog eens dat alleen de duiten geslagen te Holland en West-Friesland gangbaar waren (28). De Staten-Generaal namen de inhoud van dit plakkaat grotendeels over op 24 augustus 1769 (29). Zij stelden in dit plakkaat dat binnen de grenzen van de Republiek alleen kopergeld mocht circuleren dat daar ook geslagen was. Zeeland volgde door in hun plakkaat te stellen dat binnen hun grenzen alleen de Zeeuwse duiten geldig waren (30). Mogelijk vanwege dit over en weer elkaars duiten verbieden is er op 13 november 1769 een resolutie verschenen van de Staten-Generaal. Hier in werd alle provincies bevolen voortaan duiten te slaan op de voet van Holland. Deze resolutie heb ik (nog) nergens terug kunnen vinden. Hij wordt ook niet vermeld bij van Gelder (31). Er wordt naar gerefereerd in een plakkaat van Holland en West-Friesland waar in de duiten van andere provincies werden toegelaten mits geslagen na 1769 (32). Deze resolutie kan de plotselinge veranderingen in de diverse provincies voor wat betreft de aanmunting van duiten verklaren.



ZEE.18: (koper) duit.
(V.96.6 - PW 4013)

VOORZIJDE: Een cirkel van streepjes met daarin een burchtje tussen twee stervormige rozetten en daaronder ZEE LAN DIA in drie regels en het jaartal.

KEERZIJDE: Een gekroond wapenschild met leeuw in de golven..

TEKST: LUCTOR ET EMERGO (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Petronella Holtzhey-Slob, muntteken burchtje.

    1792 N                  1796/66 R
    1793/92detail        1796 N
    1793 N                  1797/69 R
    1794 N                  1797/96 N
    1795/94 R               1797 S
    1795 N


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: (burchtje) / ZEE / LAN / DIA / (jaartal)


KZ: a: LUCTOR ET EMERGO
    b: LUCTOR EG EMERGO (1794)


Info:

Variant Aa (1792), particuliere collectie.
Variant Aa (1793/92), particuliere collectie.
Variant Aa (1793), particuliere collectie.
Variant Aa (1794), particuliere collectie.
Variant Ab (1794), particuliere collectie.
Variant Aa (1795/94), particuliere collectie.
Variant Aa (1795), particuliere collectie.
Variant Aa (1796), particuliere collectie.
Variant Aa (1797/69), particuliere collectie.
Variant Aa (1797/96), particuliere collectie.
Variant Aa (1797), particuliere collectie.

1792 diverse (particuliere) collecties
1793/92 particuliere collectie
1793
diverse (particuliere) collecties
1794
diverse (particuliere) collecties
1795/94 particuliere collectie
1795
diverse (particuliere) collecties
1796/66 particuliere collectie
1796
diverse (particuliere) collecties
1797/69 particuliere collectie
1797/96
particuliere collectie
1797
diverse (particuliere) collecties

Wettelijk voorschrift: (mij) niet bekend.

Van dit type komen veel stempelwijzigingen voor welke in het algemeen vrij gemakkelijk te ontdekken zijn. De stempelwijziging 1797/96 lijkt zelfs meer voor te komen dan het 'gewone' jaartal 1797. Een exemplaar uit 1794 is bekend met de klop rad of rozet, zie HIER een afbeelding. Deze klop is ook voorgekomen op een Westfriese duit 1739 en op een Gelderse duit van het type GEL.147 (waarschijnlijk 1761).



ZEE.19: (goud) halve duit.
(Delmonte 916 - V.96.4 - PW 4001)

VOORZIJDE: (burchtje) met daaronder ZEE LAN DIA in drie regels en het jaartal.

KEERZIJDE: Een gekroond ingebogen wapen met leeuw in de golven.

TEKST: LUCTOR ET EMERGO (of variant). Dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Martinus Holtzhey (vader), muntteken burchtje.

    1753 R3
    1754 U
    1755 R3


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: (burchtje) / ZEE / LAN / DIA / (jaartal)


KZ: a: LUCTOR ET EMERGO



Info:

Variant Aa (1753), afbeelding VCLS 25 nr.747.

1753 (1,77 gram) VCLS 25 nr.747
1754 (1,89 gram)
Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen
1755 VCLS 24 nr.348




ZEE.20: (koper) livire
(Schulman 106 - V.96.7 - PW 1)

VOORZIJDE: De tekst / LIVIRE / IS / 2˝. / STUIVER tussen jaartal 1795.

KEERZIJDE: Een gekroond wapenschild met leeuw in de golven.

TEKST: LUCTOR ET. EMERGO dit betekent: ik worstel en kom boven.
 

Petronella Holtzhey-Slob, muntteken burchtje.

    1795 R3


Voorkomende voor- en keerzijde varianten:

VZ: A: / LIVIRE / 17 IS 95 / 2˝ / STUIVER


KZ: a: LUCTOR ET EMERGO
    b: LUCTOR EG EMERGO (1794)


Info:

Variant Aa (1795), afbeelding PW 1 blz.210.

1795 Schulman 106

Wettelijk voorschrift: (mij) niet bekend.

Nederland werd in 1795 door de Fransen bezet. In Zeeland zijn toen om het gebrek aan kleingeld op te vangen koperen muntstukken geslagen met een waarde van 2˝ stuiver. De munt heeft echter twee belangrijke fouten. De tekst LIVIRE op de voorzijde is fout omdat de Franse munteenheid niet LIVIRE maar LIVRE was. De livre was onderverdeeld in 20 sols dus een munt van een livre is 2˝ Franse sol. De eenheid sol werd hier vertaald naar stuiver maar mag niet in waarde van Nederlandse stuivers gezien worden omdat de Franse livre toentertijd maar 9 Nederlandse stuivers waard was. De munt was in Nederlandse stuivers gerekend maar 1,125 stuiver waard.

 

Noten:

1. Zie ook o.a. J. Broekema Geschiedenis der Zeeuwsche munt 
  
Reprint Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen 1980.

2. Zie "De noord- en zuid-Nederlandse muntmeesters" door H.J. van der Wiel etc. 
    onder
redactie van B. van Beek. Verschenen in de encyclopedie van munten en bankbiljetten.

3. Zie Dr. F.B.M. Tangelder Muntheer en muntmeester, studie over het Berghse muntprivilege
   
Uitgave S. Gouda Quint - D. Brouwer en zoon, Arnhem 1955.

4. Drs. G. van der Meer Martinus Holtzhey en de duit van 1754
   
Verschenen in het jaarboek van de vereniging voor munt en penningkunde (JMP) 1961 blz. 78-85.

5. P. Verkade Muntboek van munten geslagen in de 7 vereenigde Nederlandsche provinciën
   
Reprint de gouden reaal, Amsterdam.

6. David Fiers trouwde op 19 april 1690 te Middelburg met Maria Loke. Hij overleed na een langdurige ziekte
   
en werd op 12 november 1721 begraven in de koorkerk. Bron: Gens Nostra jaargang 45 nr.12, december 1990
    blz.533 en verder.

7. Pieter Kappeine was omstreeks 1714 getrouwd met Maria Fiers, de enigste dochter van David Fiers. Hij
   
overleed op 31 december 1762. Bron: als in noot 6.

8. Bron: Drs. G. van der Meer Martinus Holtzhey en de duit van 1754
   
Verschenen in het jaarboek van de vereniging voor munt en penningkunde (JMP) 1961 blz. 78-85.

9. Bron: J.P.J.A.M van Daalen De geschiedenis van Gronsveld deel II: de munten van Gronsveld
   
Uitgave Gronsveld 1964.

10. J. Broekema Geschiedenis der Zeeuwsche munt
   
  Reprint Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen 1980.

11. Zie gedetailleerd hierover Drs. H.W. Jacobi De mechanisatie van het Zeeuwse muntbedrijf in 1671
   
  Overgedrukt uit het archief van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen 1982.

12. Bron: J. Broekema Geschiedenis der Zeeuwsche munt
   
  Reprint Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen 1980.

13. Bron: J. Broekema Geschiedenis der Zeeuwsche munt
   
  Reprint Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen 1980.

14. Overgenomen is het plakkaat zoals afgebeeld bij A. Coekelberghs op blz.179-180
   
  A. Coekelberghs, Ordonnances monétaires sous Philippe II de 1563 à 1598.

15. Dit plakkaat is afgedrukt bij A. Coekelberghs op blz.181-182
   
  A. Coekelberghs, Ordonnances monétaires sous Philippe II de 1563 à 1598.

16. Bron: J. Broekema Geschiedenis der Zeeuwsche munt
   
  Reprint Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen 1980.

17. Bron: J. Broekema Geschiedenis der Zeeuwsche munt
   
  Reprint Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen 1980.

18. Afgebeeld is een kopie naar het Groot Placaet-Boeck I - 3038.

19. Bron: J. Broekema Geschiedenis der Zeeuwsche munt
   
  Reprint Koninklijk Zeeuwsch genootschap der wetenschappen 1980.

20. Mr. L.W.A. Besier De muntmeesters en hun muntslag 1574-1813
   
  Reprint Rotterdam 1972.

21. Van der Wis A-6, zie J.C. van der Wis Catalogus van kloppen
   
  Verschenen in de encyclopedie van munten en bankbiljetten, uitgave Bohn, Stafleu en van Loghem.

22. Groot Placaet-Boeck V - 971.

23. Afgebeeld is een kopie welke is ingeplakt op blz.295 in het Groot Placaet-Boeck aanwezig in de
   
  Bibliotheek van het koninklijk penningkabinet te Leiden.

24. Groot Placaet-boeck V - 994.
   
  Meer info bij Dr. H. Enno van Gelder, catalogus gedrukte muntplakkaten nr.726.

25. W.I. de Voogt Geschiedenis v/h muntwezen der vereenigde Nederlanden 1576-1813
   
  deel 1:Gelderland. Amsterdam, 1874.

26. Afgebeeld in het Groot Placaet-boeck Utrecht III - 715.
   
  Meer info bij Dr. H. Enno van Gelder, catalogus gedrukte muntplakkaten nr.901.

27. Bron: Drs. G. van der Meer Martinus Holtzhey en de duit van 1754
   
  Verschenen in het jaarboek van de vereniging voor munt en penningkunde (JMP) 1961 blz. 78-85.

28. Groot Placaet-Boeck IX - 850, zie een afbeelding bij de duiten van West-Friesland.

29. Afgebeeld in het Groot Placaet-Boeck IX - 851
   
  Meer info bij Dr. H. Enno van Gelder, catalogus gedrukte muntplakkaten nr.610.

30. Afgebeeld is een kopie naar het Groot Placaet-Boeck IX - 852.

31. Dr. H. Enno van Gelder, catalogus van gedrukte muntplakkaten.

32. Groot Placaet-Boeck IX - 858, zie een afbeelding bij de duiten van West-Friesland.

33. H. Enno van Gelder, Een poging tot heropening van de munt te Maastricht in 1645, De Geuzenpenning 24e jaargang no.4 oktober 1974 pagina 73-76.

34. Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeeland 1587.

35. Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeeland 1602.

36. Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeeland 1609.

37. Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeeland van 18 september 1609.

38. Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeeland 1626.

39. Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeeland 1636.

40. Notulen van de edel mogende heeren Staten van Zeeland 1637.

41. Archief Staten, inventaris nummer 1923. Vermeld in de gids bij de tentoonstelling munt van Zeeland 1580-1980.
       Uitgegeven in 1980 door het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Samengesteld door:
       J.H. Kluiver, P. Scherft en A.A. van der Poel.